ECLI:NL:RVS:2003:AF6368

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204633/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunningverlening voor grafisch karton productiebedrijf in Sappemeer

Op 26 maart 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant en het college van gedeputeerde staten van Groningen. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 2 juli 2002, waarbij aan de besloten vennootschap "Kappa Graphic Board B.V." een revisievergunning is verleend voor een inrichting voor het produceren van grafisch karton, gelegen aan de Noorderstraat 394 te Sappemeer. De vergunning is verleend op basis van de Wet milieubeheer, die voorschrijft dat vergunningen alleen kunnen worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu.

De appellant, wonend in de nabijheid van de inrichting, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening, omdat hij vreest voor parkeerhinder door de toename van vrachtautotransporten van 36 naar 45 per etmaal. Tijdens de zitting op 28 februari 2003 heeft de appellant zijn bezorgdheid geuit, terwijl de vergunninghoudster en de vertegenwoordiger van de verweerder, S.H. Tulner, aanwezig waren om hun standpunten toe te lichten.

De Afdeling heeft overwogen dat de vergunninghoudster verplicht is om alle redelijke maatregelen te nemen om hinder te voorkomen of te beperken. Er zijn specifieke voorschriften verbonden aan de vergunning die gericht zijn op het beperken van parkeerhinder, zoals het aanwijzen van alternatieve parkeergelegenheden voor vrachtwagens en het toezicht houden op het parkeren in de nabijheid van woningen. De Afdeling concludeert dat de maatregelen die zijn voorgeschreven voldoende zijn om de nadelige gevolgen voor het milieu te beperken en dat de vergunning in redelijkheid kon worden verleend.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200204633/1.
Datum uitspraak: 26 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats]
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2002, kenmerk 2002-8871/27, RMM, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kappa Graphic Board B.V." een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een inrichting voor het produceren van grafisch karton, gevestigd aan de Noorderstraat 394 te Sappemeer, kadastraal bekend gemeente Hoogezand-Sappemeer, sectie K, nummers 1538 en 1541. Dit besluit is op 15 juli 2002 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 22 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 oktober 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2003, waar appellant in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door S.H. Tulner, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.
2.2. Appellant vreest parkeerhinder, nu bij het bestreden besluit uitbreiding van de inrichting is vergund, ten gevolge waarvan het aantal vrachtautotransporten toeneemt van 36 naar 45 per etmaal.
2.2.1. Verweerder betoogt dat de inrichting, gelet op artikel 1.1a van de Wet milieubeheer, in ieder geval verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd, teneinde de hinder te voorkomen of te beperken. Voorts verwijst verweerder naar voorschrift 1.1.2.
2.2.2. Ingevolge voorschrift 1.1.2 dient de vergunninghoudster de nodige maatregelen te treffen die het parkeren van vrachtwagens, die de inrichting als bestemming hebben, in de onmiddellijke nabijheid van woningen van derden tegengaan. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
- De transporteurs van goederen vanuit en naar de inrichting worden door of namens de vergunninghoudster gewezen op en verwezen naar alternatieve parkeergelegenheden in de omgeving van het bedrijf.
- Door of namens de vergunninghoudster wordt er op toegezien, dat tussen 19.00 uur en 07.00 uur en binnen een afstand van 250 meter vanaf de ingang van het terrein geen vrachtwagens, die de inrichting als bestemming hebben, in de onmiddellijke nabijheid van woningen van derden staan geparkeerd. Op dit toezicht zijn de voorschriften 1.1.3, 1.1.4 en 1.4.1 van overeenkomstige toepassing.
2.2.3. De Afdeling overweegt dat de inrichting zich op een gezoneerd industrieterrein bevindt. Ten noorden van het industrieterrein bevindt zich de Noorderstraat, waaraan de woning van appellant is gelegen. Blijkens paragraaf 3.3.7 van de aanvraag bevindt zich op het terrein van de inrichting geen parkeerruimte voor vrachtwagens, maar is voor drie vrachtwagens de mogelijkheid aanwezig om voorafgaand aan het lossen op de oprit naar de weegbrug bij de hoofdingang te wachten om te worden gewogen.
Vergunninghoudster heeft ter zitting verklaard de nodige inspanningen te willen leveren om parkeerhinder in de Noorderstraat te voorkomen. Zij wijst er echter op dat alleen de politie werkelijk kan optreden tegen desondanks hinderlijk in de Noorderstraat geparkeerde vrachtwagens die de inrichting als bestemming hebben.
Ter zitting is gebleken dat er een parkeerterrein in de nabijheid van de inrichting is gelegen dat voldoende ruimte biedt voor de vrachtwagens die de inrichting aandoen en waarnaar verwijzingsborden zullen worden geplaatst. Daarnaast heeft verweerder in voorschrift 1.1.2 voldoende concrete maatregelen voorgeschreven om parkeerhinder tegen te gaan.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersaantrekkende werking van de inrichting niet zodanige gevolgen heeft voor het milieu dat de vergunning daarom zou moeten worden geweigerd, terwijl aan de vergunning de voorschriften zijn verbonden die de wet toelaat.
2.3. Het beroep van appellant dient ongegrond te worden verklaard.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.J. Overdijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Overdijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2003