200201352/1.
Datum uitspraak: 19 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
verweerder.
Bij besluit van 13 december 2000, kenmerk GZB/VVB 2139083, heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zijnde de rechtsvoorganger van verweerder, de Regeling houdende instemming met de tarieven Destructiewet voor het jaar 2000 vastgesteld.
Bij besluit van 11 februari 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 3 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 6 maart 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 mei 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2003, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B.J. Drijber, advocaat te Den Haag, en mr. M.T. Veldhuizen, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Verweerder heeft het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 december 2000 niet-ontvankelijk verklaard omdat dit eerst na het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt bij verweerder is ingekomen.
2.2. Appellant is van mening dat verweerder zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In dit verband voert hij aan dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van het besluit van 13 december 2000 omdat dit alleen is gepubliceerd in de Staatscourant, waarop hij niet is geabonneerd. Volgens appellant had verweerder dit besluit eveneens moeten publiceren in één of meerdere lokale nieuwsbladen.
2.3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
In artikel 3:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
2.4. Het besluit van 13 december 2000 is op 14 december 2000 bekend gemaakt in de Staatscourant. Gelet hierop kon hiertegen tot en met 24 januari 2001 bezwaar worden gemaakt.
2.5. De Afdeling overweegt dat met de publicatie in de Staatscourant het besluit van 13 december 2000 op de juiste wijze is bekendgemaakt en appellant hiervan kennis heeft kunnen nemen. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat appellant niet is geabonneerd op de Staatscourant. Appellant heeft tegen het besluit van 13 december 2000 eerst bezwaar gemaakt bij brief van 10 februari 2001, derhalve na afloop van de termijn waarbinnen tegen dit besluit bezwaar kon worden gemaakt. Nu het besluit van 13 december 2000 op juiste wijze is bekend gemaakt kan het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift in dit geval niet op de voet van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht verschoonbaar worden geacht. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6. Het beroep is ongegrond.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Taal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2003