ECLI:NL:RVS:2003:AF6001
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- P.A. Offers
- J.E.M. Polak
- J.J. Schuurman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen vergunning voor het rooien van bomen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die als kraker woont op een perceel waar vergunning is verleend voor het rooien van acht bomen. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had op 11 oktober 2000 vergunning verleend voor het rooien van deze bomen. Appellant maakte bezwaar tegen deze vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar op 26 maart 2001 niet-ontvankelijk. De rechtbank te 's-Hertogenbosch verklaarde op 7 maart 2002 het beroep van appellant ongegrond. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde in brieven van 19 april en 21 juni 2002.
Tijdens de zitting op 27 januari 2003 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. Appellant betoogde dat hij belang had bij het hoger beroep, omdat hij een principiële uitspraak wilde over zijn status als belanghebbende. Hij stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij als kraker niet als belanghebbende kon worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad van State oordeelde dat, hoewel er twijfel kan bestaan over de juistheid van het oordeel van de rechtbank, het niet mogelijk is om een inhoudelijke beoordeling te geven enkel vanwege de principiële betekenis van de zaak. Het belang dat appellant aanvoert, zoals de gemaakte proceskosten en betaalde griffierechten, biedt volgens vaste jurisprudentie onvoldoende aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling. Aangezien er geen rechtens te beschermen belang is gebleken, verklaarde de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.