ECLI:NL:RVS:2003:AF5652

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205416/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een bestuursrechtelijke uitspraak op verzoek van een partij

Op 12 maart 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die het niet eens was met de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2002, waarin de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht werd bevestigd. De verzoeker had in oktober 2002 de Afdeling verzocht om herziening, waarbij hij gronden aanvoerde die niet betrekking hadden op de eerdere procedure. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft in januari 2003 een memorie van antwoord ingediend. Tijdens de zitting op 24 februari 2003 was de verzoeker aanwezig, terwijl de Minister werd vertegenwoordigd door mr. R. Vrijman.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de gronden die door de verzoeker zijn aangevoerd niet relevant zijn voor de herziening, omdat deze geen betrekking hebben op de eerdere procedure. Volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht kan een onherroepelijke uitspraak alleen worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling concludeert dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen.

Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2003.

Uitspraak

200205416/1.
Datum uitspraak: 12 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek ex artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2002, in zaak no. 200200289/1
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 18 september 2002, in zaak no. 200200289/1, heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) van 11 december 2001 bevestigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 4 oktober 2002 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 januari 2003 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2003, waar verzoeker in persoon en de Minister, vertegenwoordigd door mr. R. Vrijman, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Daartoe voert hij gronden aan die geen betrekking hebben op hetgeen in de procedure die leidde tot de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2002 in geschil was. Deze gronden zouden derhalve niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden als ze eerder bij de Afdeling bekend waren geweest. Reeds hierom is de Afdeling van oordeel dat door verzoeker geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling zijn aangedragen.
2.3. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2003
91-402.