ECLI:NL:RVS:2003:AF5648

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206055/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor volière in Bergeijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van appellanten tegen de bouwvergunning voor een volière op het perceel van vergunninghouder werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk had op 23 juli 2001 een bouwvergunning verleend aan vergunninghouder voor de bouw van een volière. Appellanten, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze vergunning, stelden dat het college de vergunning ten onrechte had verleend. De rechtbank oordeelde op 3 oktober 2002 dat het college de vergunning niet mocht weigeren, omdat er geen weigeringsgronden waren volgens artikel 44 van de Woningwet. Appellanten gingen in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 21 februari 2003 werd behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen sprake was van overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. De Afdeling oordeelde verder dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat de afmetingen van de bijgebouwen onjuist waren vastgesteld. Ook het bezwaar dat het college geen kopie van de bouwvergunning had verstrekt, werd niet relevant geacht voor de beoordeling van de zaak. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200206055/1.
Datum uitspraak: 12 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk (hierna: het college) aan [vergunninghouder]
te Riethoven bouwvergunning verleend voor een volière op het perceel [locatie].
Bij besluit van 8 november 2001 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 oktober 2002, verzonden op 8 oktober 2002, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 12 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is [vergunninghouder] in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
Bij brief van 12 december 2002 heeft [vergunninghouder] een memorie ingediend.
Bij brief van 18 december 2002 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2003, waar appellanten in persoon, het college, vertegenwoordigd door
mr. H.M.A. Princen en A.P.G.M. Verhoeven, beiden ambtenaar der gemeente, en [vergunninghouder] in persoon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het college de bouwvergunning voor de volière niet mocht weigeren, wegens ontbreken van de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet.
2.2. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van een overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel van [vergunninghouder] geen sprake is.
2.3. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de afmetingen van de bijgebouwen, die destijds door een bouwinspecteur van de afdeling Bouwtoezicht en Milieu van de gemeente Bergeijk feitelijk zijn vastgesteld en waarover appellanten door het college bij brief van 10 september 2001 in het kader van de bezwaarschriftprocedure zijn geïnformeerd, onjuist zouden zijn. Daarom is in dit geschil niet relevant of deze bijgebouwen in afwijking van de verleende bouwvergunning zijn gerealiseerd.
2.4. Ook het bezwaar van appellanten dat het college hen geen kopie van de bouwvergunning voor de uitbreiding van het woonhuis van [vergunninghouder] heeft verstrekt is voor de hier aan de orde zijnde vraag of de rechtbank het beroep betreffende de verleende bouwvergunning voor een volière terecht ongegrond heeft verklaard, niet relevant. Uit de tekening is duidelijk dat die uitbreiding vóór de achtergevelrooilijn is gerealiseerd en dus niet meegerekend behoeft te worden bij de vaststelling van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2003
202.