ECLI:NL:RVS:2003:AF5581
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging bemiddeling woonruimte door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam, die op 22 augustus 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 januari 2002, waarbij de directeur van de Stedelijke Woningdienst Amsterdam, namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, de bemiddeling ter verkrijging van woonruimte voor de appellant beëindigde. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond bij besluit van 16 mei 2002.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 21 februari 2003, waar de appellant werd vertegenwoordigd door mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht, en het college door mr. N.F. Wohlgermut Kitslaar, ambtenaar van de gemeente. De centrale vraag in deze procedure was of het college het niet reageren van de appellant op de aanbieding van de woning gelijk heeft kunnen stellen met de weigering daarvan en of het college het besluit van 15 januari 2002 in redelijkheid heeft kunnen handhaven.
De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht heeft geconcludeerd dat de appellant heeft geweigerd de toegewezen woning te accepteren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde het oordeel van de voorzieningenrechter dat de appellant voldoende was geïnformeerd over de gevolgen van het weigeren van de aanbieding van woonruimte. Er waren geen bijzondere feiten of omstandigheden die het college hadden moeten nopen tot afwijking van de richtlijnen.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 12 maart 2003.