ECLI:NL:RVS:2003:AF5158
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- E.A. Alkema
- M.G.J. Parkins-de Vin
- E.D. Boer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bouwvergunning voor africhtingshal voor paarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 23 april 2002 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bouwvergunning ongegrond verklaarde. De aanvraag betrof de oprichting van een africhtingshal voor paarden op een perceel in Helvoirt. Het college van burgemeester en wethouders van Haaren had de beslissing op de aanvraag aanvankelijk aangehouden en later, op 5 juni 2001, alsnog de gevraagde bouwvergunning verleend, nadat een milieuvergunning was verleend. De appellant stelde dat hij schade had geleden door de aanhouding van de beslissing, omdat hij later met de bouwwerkzaamheden kon beginnen dan hij had gewild, wat leidde tot hogere bouwkosten en een latere exploitatie van de hal.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 december 2002 ter zitting behandeld. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, voerde aan dat de rechtbank had miskend dat het college de beslissing ten onrechte had aangehouden. De Afdeling overwoog dat, hoewel de appellant schade had geleden, hij niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk met de bouwactiviteiten zou zijn begonnen als de bouwvergunning eerder was verleend. De Afdeling concludeerde dat er onvoldoende belang bestond bij het hoger beroep, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk schade had geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat het ontbreken van voldoende belang niet kon worden weerlegd. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen sprake was van tegemoetkomen door het college. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 5 maart 2003.