ECLI:NL:RVS:2003:AF5008

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205161/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bestuursdwang voor verwijdering stacaravan en materialen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen. De voorzieningenrechter had op 14 augustus 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Meppel op 31 januari 2002 had besloten om bestuursdwang toe te passen en de appellant had aangesproken om een stacaravan en de daaromheen geplaatste materialen van zijn perceel te verwijderen. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant op 13 juni 2002 ongegrond. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 10 september 2002.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 4 februari 2003. De appellant herhaalde in hoger beroep grotendeels de gronden die hij eerder had aangevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter deze gronden terecht had verworpen. De appellant stelde verder dat het college ten onrechte had nagelaten om het bestemmingsplan te herzien, zodat legalisatie van het gebruik mogelijk zou zijn. De Raad van State merkte op dat de bevoegdheid om een bestemmingsplan te herzien bij de gemeenteraad ligt en dat het college slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden gevraagd om dit te doen voordat bestuursdwang wordt toegepast. In dit geval was er geen aanleiding voor het college om een verzoek tot wijziging van de bestemming te doen.

De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 februari 2003.

Uitspraak

200205161/1.
Datum uitspraak: 26 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 14 augustus 2002 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Meppel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meppel (hierna: het college) appellant aangeschreven, onder aanzegging van bestuursdwang, om een stacaravan en de daaromheen geplaatste materialen te verwijderen van het perceel [locatie].
Bij besluit van 13 juni 2002 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 augustus 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 5 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 10 september 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 november 2002 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2002, waar het college, vertegenwoordigd door A. de Jong en G.H. Wortelboer, beiden ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van appellant in hoger beroep komt hoofdzakelijk neer op een herhaling van de gronden die hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de voorzieningenrechter die gronden terecht en gemotiveerd verworpen.
Appellant betoogt voorts dat het college ten onrechte heeft nagelaten om - in het kader van de mogelijkheid tot legalisatie van het strijdige gebruik - het bestemmingsplan te herzien. Dienaangaande overweegt de Afdeling dat de bevoegdheid een bestemmingsplan te herzien berust bij de gemeenteraad. Daarbij komt de gemeenteraad een grote mate van beleidsvrijheid toe. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan van het college worden gevergd dat het, alvorens tot toepassing van bestuursdwang besluit, eerst de gemeenteraad vraagt of deze bereid is mee te werken aan een planherziening die een einde maakt aan de bestaande illegale situatie. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. De Afdeling merkt op dat het college ter zitting (nogmaals) nadrukkelijk heeft aangegeven dat een verzoek om wijziging van de bestemming – teneinde de bouw van bedrijfs- en woonruimte mogelijk te maken - in principe positief kan worden beoordeeld. Appellant wordt uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld alsnog een zodanig verzoek in te dienen. Reeds bij de beslissing op bezwaar van 13 juni 2002 heeft het college uiteengezet welke bescheiden bij een dergelijk verzoek door appellant dienen te worden overgelegd.
2.2. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2003
58-406.