ECLI:NL:RVS:2003:AF4986
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Uitzetting en bewaring van vreemdelingen in het licht van de Europese Richtlijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De appellante, een vreemdelinge, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage, die haar beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden had geconcludeerd dat er sprake was van een dringend geval, waardoor de appellante een vertrektermijn kon worden onthouden. De appellante betwistte dit oordeel en stelde dat er geen sprake was van een dringend geval, verwijzend naar de uitleg van het begrip openbare orde door het Europese Hof van Justitie in het arrest Bouchereau. Ze voerde aan dat haar veroordeling tot een gevangenisstraf van 10 dagen wegens winkeldiefstal niet voldeed aan de criteria voor een ernstige bedreiging van de samenleving.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de appellante beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de minister de vreemdeling in bewaring mocht stellen. De Afdeling stelde vast dat de appellante onderdaan is van een EU-lidstaat, maar geen gemeenschapsonderdaan in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. De relevante Europese richtlijn was niet van toepassing op haar situatie, waardoor de minister niet gebonden was aan de uitleg van het begrip openbare orde zoals gegeven door het Europese Hof. De Afdeling bevestigde dat de minister zich op het standpunt had gesteld dat er sprake was van een dringend geval, wat in lijn was met het nationale beleid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat aan de vereisten voor inbewaringstelling was voldaan, en de grief van de appellante faalde.