200204135/1.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Zwolle van 24 juni 2002 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijk.
Bij besluit van 14 november 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Steenwijk (hierna: het college) aan appellant vergunning verleend voor het slopen van een bergruimte/stalling van auto's (hierna: kapschuur) op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 25 juli 2001 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar, onder verwijzing naar het ongedateerde advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, ongegrond verklaard onder het alsnog aan de verleende vergunning verbinden van de in dat besluit vermelde voorwaarden.
Bij uitspraak van 24 juni 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 juli 2002, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 augustus 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 oktober 2002 heeft het college een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellant. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. H.C.S. van Dop, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door N. Kocic, J. Campmans en P. Kleine allen ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is [naam rechtspersoon] als partij gehoord.
2.1. Bij de beslissing op bezwaar van 25 juli 2001 heeft het college de bij het besluit van 14 november 2000 krachtens artikel 8.1.6. van de bouwverordening van de gemeente Steenwijk (hierna: de bouwverordening) verleende sloopvergunning gehandhaafd en, onder verwijzing naar het bouwkundig rapport van Oranjewoud van mei 2001, daaraan – voor zover hier van belang - de volgende voorwaarden verbonden:
1. de houten sporen dienen te worden bevestigd op een nieuw aan te brengen muurplaat op de bestaande halfsteens muur;
2. de halfsteens muur dient in de horizontale richting te worden gestabiliseerd door het aanbrengen van een drietal stalen kolommen ter plaatse van de stalen spanten, waaraan de muurplaat kan worden bevestigd;
3. de muur dient te worden voorzien van een (horizontale) regenwaterdichte bekleding, bevestigd op verticale houten regels. Deze regels dienen waar mogelijk gekoppeld te worden aan de kolommetjes, waardoor het metselwerk wordt gesteund.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte deze voorwaarden bij de beslissing op bezwaar aan de gehandhaafde sloopvergunning heeft verbonden. Appellant voert daartoe aan dat slechts bij het verwijderen van de eindspant aanvullende maatregelen dienen te worden genomen. Verder voert appellant aan dat de voorgeschreven maatregelen blijkens het rapport van Oranjewoud niet zien op de veiligheid en stabiliteit in verband met de sloopwerkzaamheden maar op het in overeenstemming brengen van de aangrenzende schuur met de geldende bouwkundige voorschriften.
2.3. Ingevolge artikel 8.1.6. onder b van de bouwverordening moet een sloopvergunning worden geweigerd indien de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd.
Ingevolge artikel 8.1.1., derde lid, van de bouwverordening aanhef en onder b van de bouwverordening kunnen burgemeester en wethouders – voor zover hier van belang - aan de sloopvergunning voorschriften over de bescherming van nabijgelegen bouwwerken verbinden.
2.4. Gelet op het rapport van Oranjewoud strekken de voorwaarden tot bescherming van de aangrenzende schuur en aldus tot bescherming van het belang waarop artikel 8.1.1., derde lid, van de bouwverordening ziet. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college in redelijkheid de voorwaarden aan de sloopvergunning heeft kunnen verbinden. Anders dan appellant betoogt wordt er in het rapport van Oranjewoud nadrukkelijk op gewezen dat door uitvoering van de gestelde maatregelen, die als voorwaarden aan de sloopvergunning zijn verbonden, de schuur niet aan de tegenwoordig geldende veiligheidseisen zal voldoen. Met de te treffen voorzieningen blijft de constructie van de schuur, aldus het rapport, op een gelijkwaardig kwaliteitsniveau gehandhaafd als in de situatie van voor de sloop van de kapschuur.
2.5. Voorts is juist het oordeel van de rechtbank dat het college een beslissing moet nemen op een aanvraag om sloopvergunning zoals deze is ingediend. Blijkens de aanvraag wordt de gehele schuur gesloopt zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college geen rekening behoefde te houden met de omstandigheid dat het eindspant zal blijven staan.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Meurs-Heuvel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003