ECLI:NL:RVS:2003:AF4718

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204621/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking huursubsidie door Staatssecretaris van Volkshuisvesting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 15 juli 2002 zijn beroep ongegrond verklaarde. De appellant had eerder een huursubsidie ontvangen voor de periode van 1 juli 1996 tot 1 juli 1997, maar deze subsidie werd door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 24 mei 2000 ingetrokken. De Staatssecretaris vorderde het bedrag van ƒ 4.764,00 (ongeveer € 2.161,81) terug. Het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing werd op 27 juni 2001 ongegrond verklaard.

De appellant ging in beroep bij de rechtbank, maar deze bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris. De appellant stelde dat hij niet had kunnen voorzien dat hij, bij een toename van het gezamenlijk inkomen, geen recht meer had op de huursubsidie. De Raad van State behandelde de zaak op 30 januari 2003, waarbij de appellant zelf aanwezig was en de Minister vertegenwoordigd werd door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te Den Haag.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de argumenten van de appellant grotendeels een herhaling waren van wat hij eerder had aangevoerd. De Afdeling kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200204621/1.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 15 juli 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2000 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de eerder aan appellant toegekende huursubsidie voor het tijdvak 1 juli 1996 - 1 juli 1997 ingetrokken en het betrokken bedrag, zijnde ƒ 4.764,00/€ 2.161,81 teruggevorderd.
Bij besluit van 27 juni 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 21 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 november 2002 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2003, waar appellant in persoon en de Minister, vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft betoogd, komt grotendeels neer op een herhaling van hetgeen hij in beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De Afdeling komt, met overneming van hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen, niet tot een ander oordeel. Niet gebleken is dat appellant, die zelf verantwoordelijk is voor het aanvragen van huursubsidie, er geen rekening mee kon houden dat hij bij toename van het gezamenlijk inkomen, achteraf op die subsidie geen recht had.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003
66-420.