ECLI:NL:RVS:2003:AF4717

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204779/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking huursubsidie door Staatssecretaris van Volkshuisvesting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 19 juli 2002 haar beroep ongegrond verklaarde. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar huursubsidie door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De intrekking betrof de huursubsidie over de tijdvakken van 1 juli 1992 tot en met 1 juli 1996. De Staatssecretaris had op 12 november 1996 besloten om de huursubsidie in te trekken, en dit besluit werd later door de Staatssecretaris bevestigd in een besluit van 14 november 2001, waarin het bezwaar van de appellante ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift van de appellante te laat was ingediend, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ontvangen. De rechtbank bevestigde dat de Staatssecretaris de appellante op goede gronden niet-ontvankelijk had verklaard in haar bezwaarschrift. De appellante ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 30 januari 2003 werd behandeld. Tijdens deze zitting was de appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en de Minister was vertegenwoordigd door een andere advocaat.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep van de appellante ongegrond was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 19 februari 2003.

Uitspraak

200204779/1.
Datum uitspraak:19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 juli 2002 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 november 1996 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de aan appellante toegekende huursubsidie over de tijdvakken 1 juli 1992 - 1 juli 1993, 1 juli 1993 - 1 juli 1994, 1 juli 1994 - 1 juli 1995 en 1 juli 1995 - 1 juli 1996 ingetrokken.
Bij besluit van 14 november 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2002, verzonden op 23 juli 2002, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 29 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 30 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 oktober 2002 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2003, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, en de Minister, vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij brief van 22 januari 1997 heeft de Staatssecretaris het eerder geretourneerde besluit van 12 november 1996 aan appellante ook op haar bij de gemeentelijke basisadministratie (GBA) bekend staande adres verzonden. Gelet op alle in het dossier aanwezige geretourneerde post en op de omstandigheid, dat zoals ter zitting is gebleken al deze stukken, met uitzondering van de brief van 22 januari 1997, geretourneerd zijn met de mededeling dat het adres [locatie] moet zijn “p/a” [locatie], is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het bezwaarschrift van appellante ruim na ommekomst van de bezwaartermijn bij de Staatssecretaris is ingediend. Verweerder heeft appellante dan ook op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaarschrift. Het oordeel van de rechtbank dat het beroep van appellante ongegrond is, is dan ook juist.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003
66-420.