200204826/1.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 29 juli 2002 in het geding tussen:
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
Bij besluit van 24 november 2000, voorzover hier van belang, heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) aan appellant medegedeeld dat aan hem geen huursubsidie voor de periode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001 wordt toegekend.
Bij besluit van 20 december 2001, voorzover hier van belang, heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2002, verzonden op 30 juli 2002, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep voorzover hier van belang gedeeltelijk ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 30 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 29 september 2002 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2003, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. A.L. Bervoets, medewerkster van het ministerie, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Huursubsidiewet, voorzover hier van belang, wordt een aanvraag tot toekenning van huursubsidie gedaan door de huurder, door middel van een volledig ingevuld formulier, dat wordt vastgesteld door de Minister. De aanvraag wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 22a van de Huursubsidiewet wordt, indien een aanvraag om toekenning van huursubsidie drie maanden of langer na de peildatum wordt ingediend, geen huursubsidie toegekend voor de kalendermaand waarin de peildatum valt, de kalendermaand waarin die aanvraag wordt ingediend en de tussenliggende kalendermaanden.
2.2. Het hoger beroep van appellant strekt tot verdergaande vernietiging van de beslissing op bezwaar van 20 december 2001 dan door de rechtbank uitgesproken, namelijk ook van dat deel van de beslissing waarin de Staatssecretaris de aanvraag huursubsidie voor de periode van 1 juli 2000 tot en met 31 oktober 2000 op grond van artikel 22a van de Huursubsidiewet heeft afgewezen op grond van de overweging dat de aanvraag eerst op 23 oktober 2000 en derhalve te laat bij de gemeente Roermond is ingediend.
2.3. In het eerste lid van artikel 28 van de Huursubsidiewet is door de wetgever bepaald, dat de aanvraag alleen kan geschieden door middel van een door de Minister vastgesteld aanvraagformulier dat bij het college van burgemeester en wethouders wordt ingediend. De rechtbank heeft, voorzover hier van belang, terecht en op goede gronden overwogen dat het tijdig indienen van een aanvraag om huursubsidie primair de verantwoordelijkheid van de aanvrager blijft en dat de brief van appellant van 29 september 2000 terecht niet als aanvraag is aangemerkt.
2.4. Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel met betrekking tot andere aanvragers die hun aanvraag voor het huursubsidietijdvak 2002-2003 te laat of onvolledig hebben ingediend, terwijl aan hen wel huursubsidie vanaf 1 juli 2002 is toegekend, kan niet tot een ander oordeel leiden. Afgezien van de omstandigheid, dat in dit geschil het subsidietijdvak 2000-2001 in het geding is, wordt ook in het subsidiejaar 2002-2003 bij eerste aanvragen huursubsidie toegekend vanaf de maand na indiening van de aanvraag. Indien het aanvraagformulier tijdig, doch onvolledig is ingediend, wordt de aanvrager op grond van de Huursubsidiewet in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. Appellant heeft echter de aanvraag zelf te laat ingediend. Er is derhalve reeds hierom geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voorzover aangevallen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003