ECLI:NL:RVS:2003:AF4714

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204892/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking huursubsidie door Staatssecretaris van Volkshuisvesting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 24 juli 2002 haar beroep ongegrond verklaarde. De appellante had eerder een huursubsidie ontvangen voor de periode van 1 juli 1996 tot 1 juli 1997, maar deze was door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingetrokken bij besluit van 7 april 2000. De appellante maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd door de Staatssecretaris ongegrond verklaard op 7 november 2001. Hierop volgde de rechtsgang naar de rechtbank, die de beslissing van de Staatssecretaris bevestigde.

De appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoerde dat haar belastbaar inkomen over 1996 lager was dan door de Belastingdienst was vastgesteld. De Raad van State oordeelde dat de Staatssecretaris terecht het belastbaar inkomen van de appellante had gehanteerd zoals dit door de Belastingdienst was opgegeven. De rechtbank had bovendien juist geoordeeld dat de Staatssecretaris de huursubsidie op nihil mocht vaststellen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de stellingen van de appellante over het niet horen in de bezwaarfase niet nieuw waren en reeds eerder waren behandeld. De beslissing van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2003.

Uitspraak

200204892/1.
Datum uitspraak: 19 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2002 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (thans de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2000 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de eerder aan appellante voor de periode 1 juli 1996 tot 1 juli 1997 toegekende huursubsidie ingetrokken.
Bij besluit van 7 november 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juli 2002, verzonden op 25 juli 2002, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 3 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 oktober 2002 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2003, waar appellante in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M. Piras, medewerkster van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat de Staatssecretaris bij de beoordeling van de huursubsidieaanvraag mocht uitgaan van het belastbaar inkomen van appellante over 1996 - zoals dit blijkt uit de opgave van de Belastingdienst - en dat hij de bijdrage nader heeft mogen vaststellen op nihil. De stelling van appellante dat haar inkomen over 1996 in werkelijkheid lager is dan het door de Belastingdienst aan de Staatssecretaris opgegeven bedrag kan, wat hier ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden. Indien de Belastingdienst het vastgestelde belastbaar inkomen wijzigt op basis van door appellante aangedragen argumenten en bewijsstukken, kan appellante de Minister alsnog verzoeken tot herziening van de huursubsidie over te gaan op basis van het gewijzigde belastbaar inkomen.
Hetgeen appellante heeft gesteld omtrent het niet horen in de bezwaarfase komt neer op een herhaling van wat in beroep bij de rechtbank reeds is aangevoerd. Hetgeen de rechtbank hierover heeft overwogen is niet onjuist te achten.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003
66-420.