ECLI:NL:RVS:2003:AF4387

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204904/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit College voor zorgverzekeringen over subsidie verzorgingstehuis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting "Stichting Huisvesting Bejaarden Vlieland" tegen een uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden. De stichting had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) dat op 10 november 1999 de subsidie voor 1997 voor het verzorgingstehuis "De Uiterton" te Vlieland had vastgesteld. Het CVZ verklaarde het bezwaar van de stichting op 2 maart 2001 ongegrond. De rechtbank te Leeuwarden bevestigde deze beslissing op 30 juli 2002, waarop de stichting hoger beroep instelde bij de Raad van State. De zitting vond plaats op 2 januari 2003, waar het CVZ vertegenwoordigd was door mr. J. Hallie en J. Knollema.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De stichting had betoogd dat het CVZ in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift ook had moeten onderzoeken of de Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring verzorgingshuizen 1997 gewijzigd kon worden om tegemoet te komen aan haar bezwaren. De Raad van State oordeelde echter dat er geen rechtsregel was die het CVZ daartoe verplichtte. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2003.

Uitspraak

200204904/1.
Datum uitspraak: 12 februari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Huisvesting Bejaarden Vlieland", gevestigd te Vlieland,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 30 juli 2002 in het geding tussen:
appellante
en
het College voor zorgverzekeringen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 november 1999 heeft het College voor zorgverzekeringen (hierna: het CVZ) op grond van de Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring verzorgingshuizen 1997 (hierna: de Regeling) de subsidie voor 1997 ten behoeve van het door appellante geëxploiteerde verzorgingstehuis “De Uiterton” te Vlieland vastgesteld.
Bij besluit van 2 maart 2001 heeft het CVZ het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juli 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 september, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 oktober 2002 heeft het CVZ van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 januari 2003, waar het CVZ, vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en J. Knollema, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. Anders dan appellante kennelijk betoogt, noopt geen rechtsregel het CVZ om in het kader van de behandeling van het door appellante ingediende bezwaarschrift tevens te onderzoeken of aanleiding bestaat de Regeling dusdanig te wijzigen, dat aan haar bezwaren tegemoet kan worden gekomen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2003
284-424.