ECLI:NL:RVS:2003:AF2909

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202787/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit burgemeester en wethouders van Veldhoven inzake bewoning aanbouw

Op 15 januari 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een besluit van de burgemeester en wethouders van Veldhoven, waarbij appellant op straffe van een dwangsom werd gelast het gebruik van een aanbouw als woning te staken. Dit besluit werd op 12 januari 2000 genomen. In een later besluit van 12 juni 2001 werd het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar werd ook aangegeven dat de toestemming voor bewoning vervalt bij beëindiging van de huidige bewoning.

De rechtbank te 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellant ongegrond in een mondelinge uitspraak op 11 april 2002. Appellant ging hiertegen in hoger beroep, dat op 26 november 2002 ter zitting werd behandeld. De Afdeling overwoog dat het besluit van 12 juni 2001 niet verder strekte dan tot herroeping van de eerdere last en dat de kennisgeving over de verval van toestemming niet duidelijk maakte wat er na beëindiging van de bewoning zou gebeuren. De Afdeling concludeerde dat het beroep bij de rechtbank niet gericht was tegen een besluit, waardoor het niet-ontvankelijk was.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Burgemeester en wethouders van Veldhoven werden veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 688,61 werden vastgesteld, en de gemeente werd gelast het griffierecht van € 267,10 aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200202787/1.
Datum uitspraak: 15 januari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 april 2002 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Veldhoven.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Veldhoven (hierna: burgemeester en wethouders) appellant op straffe van een dwangsom gelast het gebruik van de aanbouw achter het pand [locatie] als woning te staken en de voor bewoning bestemde voorzieningen te verwijderen.
Bij besluit van 12 juni 2001 hebben zij het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dit besluit ingetrokken. Zij hebben daarbij tevens aangegeven dat de huidige bewoning van de aanbouw mag worden voortgezet, maar deze toestemming vervalt, wanneer de bewoning door de huidige bewoners wordt beëindigd. Afschrift van het desbetreffende stuk is aangehecht.
Bij mondelinge uitspraak van 11 april 2002, verzonden op 21 mei 2002, heeft de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. L.A.M. van Vlerken, advocaat te Geldrop, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. S. Brand-Borghaerts, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1 De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt. Het besluit van 12 juni 2001 strekt niet verder dan tot herroeping van de bij het besluit van 12 januari 2000 opgelegde last. De passage in de brief van 12 juni 2001, waartegen het bij de rechtbank ingestelde beroep is gericht, strekt tot kennisgeving aan appellant dat de toestemming om de aanbouw voor bewoning te gebruiken vervalt, wanneer de bewoning door de huidige bewoners wordt beëindigd. Uit die passage valt niet af te leiden, wat na beëindiging van die bewoning zal gebeuren. Indien burgemeester en wethouders na het vertrek van de huidige bewoners nog wensen dat de aanbouw niet opnieuw voor bewoning in gebruik wordt genomen en appellant hier te zijner tijd niet eigener beweging van afziet, kunnen zij tot handhaving besluiten. Tegen dat besluit staan alsdan rechtsmiddelen open.
2.2 De conclusie is dat het door appellant bij de rechtbank ingestelde beroep niet was gericht tegen enig besluit, zodat het niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft dit miskend.
2.3 Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.4 Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 april 2002 in zaak nr. AWB 01/1796 BOUWB;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. veroordeelt burgemeester en wethouders van Veldhoven in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 688,61, welk bedrag voor € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Veldhoven te worden betaald aan appellant;
V. gelast dat de gemeente Veldhoven aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 267,10 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2003
201.