ECLI:NL:RVS:2002:AF6073
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- H.G. Lubberdink
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel op basis van verantwoordelijkheid van Italië volgens de Overeenkomst van Dublin
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie. De appellant, een vreemdeling, had een aanvraag ingediend die op 20 september 2001 door de Staatssecretaris werd afgewezen. De reden voor deze afwijzing was dat Italië, op basis van de Overeenkomst betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek (OvD), verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Italië had deze verantwoordelijkheid op 30 mei 2001 aanvaard, wat door de Italiaanse autoriteiten werd bevestigd in een faxbericht. De rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van de appellant ongegrond op 19 februari 2002.
De appellant stelde hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het claimakkoord niet vervalst was, maar verbeterd. Hij voerde aan dat het handmatig aanbrengen van wijzigingen in het document niet als een verbetering kon worden aangemerkt. De Raad van State oordeelde echter dat de Italiaanse autoriteiten zich verantwoordelijk achten voor de behandeling van het asielverzoek en dat de staatssecretaris niet gehouden was om te verifiëren of deze verantwoordelijkheid terecht was aanvaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met de overweging dat de overige grieven van de appellant niet tot vernietiging van de uitspraak konden leiden.
De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 22 mei 2002.