ECLI:NL:RVS:2002:AF2853
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en de toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond heeft verklaard. De appellant had een tweede aanvraag ingediend na zijn terugkeer naar Nederland, maar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft deze aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeldt bij een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing. De minister oordeelde dat de verklaringen van appellant niet aannemelijk waren en dat er geen nieuwe feiten waren die de afwijzing konden rechtvaardigen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank had terecht overwogen dat de aanvraag van appellant niet voldeed aan de eisen van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, omdat de aanvraag was gebaseerd op andere feiten dan de eerdere aanvraag. De Raad van State concludeerde dat de grieven van appellant niet tot vernietiging van de uitspraak konden leiden, en dat de aangevallen uitspraak, zij het met verbetering van de gronden, bevestigd diende te worden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2002.