ECLI:NL:RVS:2002:AF2477

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200005341/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan glastuinbouw in Noord-Brabant

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van een wijzigingsplan voor de vestiging van een glastuinbouwbedrijf op een perceel in Noord-Brabant. De burgemeester en wethouders van Etten-Leur hebben op 15 augustus 2000 het wijzigingsplan vastgesteld, waarna de gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 3 oktober 2000 goedkeuring hebben verleend. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 16 mei 2002 behandeld, waarbij alleen appellant sub 2 aanwezig was. De andere partijen, waaronder de burgemeester en wethouders, waren niet verschenen.

De Afdeling overweegt dat het wijzigingsplan is gebaseerd op de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan "Buitengebied". De appellanten betogen dat er geen sprake is van omschakeling, maar van nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf. De burgemeester en wethouders stellen echter dat het gaat om een omschakeling van een melkveehouderij naar een glastuinbouwbedrijf, wat volgens hen kan worden afgeleid uit het feit dat er al een agrarisch bebouwingsvlak aanwezig is. De Afdeling concludeert dat er inderdaad sprake is van omschakeling, zoals bedoeld in de planvoorschriften.

Daarnaast voeren de appellanten aan dat de vestiging van het glastuinbouwbedrijf zal leiden tot aantasting van natuurwaarden en verstoring van de leefomgeving. De Afdeling oordeelt dat de burgemeester en wethouders in hun reactie op deze zienswijzen voldoende aandacht hebben besteed aan de bezwaren van de appellanten. De Afdeling is van mening dat de verweerders zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

200005341/1.
Datum uitspraak: 24 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2000, hebben burgemeester en wethouders van Etten-Leur het wijzigingsplan "Wijziging bestemmingsplan "Buitengebied" [locatie 1] te [plaats]" vastgesteld.
Dit besluit is aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 3 oktober 2000, no. 702033/708685 beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 20 november 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2000, en appellant sub 2 bij brief van 21 november 2000, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2000, beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellant sub 2]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2002, waar appellant sub 2 is verschenen. Voorts zijn als partij gehoord burgemeester en wethouders van Etten-Leur, vertegenwoordigd door M.A.C.C. van Oers. Appellanten sub 1 en verweerders zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de vestiging van een glastuinbouwbedrijf op het perceel [locatie 1] te [plaats]. Het wijzigingsplan is gebaseerd op de in artikel III.1, lid BIII, sub 1g van het bestemmingsplan “Buitengebied” opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een wijzigingsplan dienen verweerders te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsregels is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerders de taak om te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens hebben verweerders erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellanten sub 1 stellen dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben verleend omdat er geen sprake is van omschakeling maar van nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf.
2.3.1. Burgemeester en wethouders hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van omschakeling van een melkveehouderij met een beperkt aantal varkens naar een glastuinbouwbedrijf. Dat er geen sprake is van nieuwvestiging is kan volgens hen worden afgeleid uit het feit dat er reeds sprake is van een agrarisch bebouwingsvlak. Het feit dat het gaat om een andere ondernemer is niet van belang.
2.3.2. Aan het perceel [locatie 1] is in het bestemmingsplan de bestemming “Agrarisch gebied, categorie 1-A1-“ met de nadere aanduiding “glastuinbouw toegestaan” toegekend. Artikel III.1, lid BIII, sub 1g van de planvoorschriften bepaalt dat, voorzover hier van belang, burgemeester en wethouders onder meer bevoegd zijn het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het ten behoeve van omschakeling naar een volwaardig glastuinbouwbedrijf omzetten van de aanduiding “agrarisch bebouwingsvlak” in “kassenperceel” binnen het gebied op de kaart aangegeven met de aanduiding “omschakeling glastuinbouw toegestaan”. Artikel II.1, onder O, sub o1. verstaat onder omschakeling: ‘het geheel dan wel in overwegende mate overstappen van een agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm, waarbij worden onderscheiden: grondgebonden bedrijven, niet-grondgebonden bedrijven met als bijzondere vorm intensieve veehouderij, en glastuinbouwbedrijven’. De Afdeling is gelet op het vorenstaande van oordeel dat sprake is van omschakeling als bedoeld in artikel III.1, lid BIII, sub 1g, van de planvoorschriften.
2.3.3. De Afdeling stelt vast dat het wijzigingsplan tot doel heeft de verplaatsing mogelijk te maken van een elders gevestigd glastuinbouwbedrijf.
Uit het in het streekplan Noord-Brabant van 17 juli 1992 (hierna te noemen: het streekplan) weergegeven agrarische vestigingsbeleid volgt dat
nieuwvestiging van, dan wel omschakeling naar glastuinbouw buiten de ontwikkelingsgebieden voor de glastuinbouw is uitgesloten. Blijkens de toelichting bij het bestemmingsplan is het provinciaal beleid ten aanzien van glastuinbouw zo vertaald dat gebieden die in het streekplan zijn aangeduid als ontwikkelingsgebied voor glastuinbouw in het bestemmingsplan zijn aangegeven als gebieden met de aanduiding “glastuinbouw toegestaan”. Het perceel [locatie 1] ligt binnen een gebied dat in het streekplan is aangeduid als ontwikkelingsgebied voor glastuinbouw.
Verweerders hebben zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten ten aanzien van dit beroepsonderdeel hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Dit beroepsonderdeel is ongegrond.
2.4. Appellanten sub 1 en 2 voeren tevens beroepsgronden aan tegen het omzetten van het agrarisch bebouwingsvlak in een kassenperceel op de [locatie 1]. Gesteld wordt dat vestiging van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse o.a zal leiden tot aantasting van natuurwaarden, verstoring van de leefomgeving en waardevermindering van de percelen van appellanten.
2.4.1. Burgemeester en wethouders zijn bij hun reactie op de ingekomen zienswijzen uitgebreid op deze punten ingegaan. Verweerders geven aan met deze reactie te kunnen instemmen.
2.4.2. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de Afdeling van oordeel dat verweerders aan hetgeen door appellanten naar voren is gebracht niet een zodanig gewicht hadden moeten toekennen dat zij zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het wijzigingsplan ook in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten ten aanzien van dit beroepsonderdeel hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Dit beroepsonderdeel is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, en dr. J.J.C. Voorhoeve en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2002
270-370.