ECLI:NL:RVS:2002:AF2122

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200767/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorwaarde verbonden aan bouwvergunning voor kantoorgebouw in relatie tot LPG-Besluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Haarlem, die op 19 december 2001 een besluit van burgemeester en wethouders van Haarlem heeft vernietigd. Dit besluit betrof de verlening van een bouwvergunning voor het oprichten van een kantoorgebouw, showroom en parkeerkelder, waarbij een voorwaarde was gesteld dat in het gebouw niet meer dan 50 personen werkzaam mochten zijn. Deze voorwaarde was bedoeld om te voorkomen dat het naastgelegen LPG-vulpunt, na de realisatie van het bouwplan, op een afstand van minder dan 80 meter van een kantoor met meer dan 50 personen zou komen te liggen, wat in strijd zou zijn met het Besluit LPG-tankstations milieubeheer.

De Raad van State oordeelt dat de voorwaarde die aan de bouwvergunning is verbonden, niet kan worden gesteld op basis van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het LPG-Besluit bevat geen voorschriften die de bouwvergunning ondersteunen, waardoor de voorwaarde niet kan worden gerechtvaardigd. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt dat de president de bestreden beslissing op bezwaar terecht heeft vernietigd, zij het op onjuiste gronden. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd met verbetering van de gronden.

De Raad van State benadrukt dat burgemeester en wethouders opnieuw moeten beslissen op de bezwaren van de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt" en dat zij daarbij een zorgvuldige afweging van de belangen moeten maken. De beslissing moet garanderen dat voldaan wordt aan de eisen van het LPG-Besluit, en alle bezwaren dienen opnieuw beoordeeld te worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200200767/1.
Datum uitspraak: 18 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 19 december 2001 in het geding tussen:
de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt" en anderen, gevestigd dan wel wonend te Haarlem
en
burgemeester en wethouders van Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: burgemeester en wethouders) aan appellant bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kantoorgebouw, showroom en parkeerkelder op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 9 oktober 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt" en anderen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en – voor zover hier van belang - aan appellant vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals deze luidde tot 3 april 2000 (hierna: de WRO) alsmede aan de bouwvergunning de voorwaarde verbonden dat in het gebouw niet meer dan 50 personen werkzaam zijn. Dit besluit en het advies van de Kamer uit de commissie beroep- en bezwaarschriften belast met de behandeling van bezwaarschriften op het gebied van de ruimtelijke ordening en de monumentenzorg van 11 april 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 19 december 2001, verzonden op 27 december 2001, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Haarlem (hierna: de president) het daartegen door de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt" en anderen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 2 april 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.G. Geelkerken, advocaat te Leiden, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mevrouw drs. N.C.M. Fikke, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt", vertegenwoordigd door H.E.K. de Bruin en mr. T.M. van Gorsel, gemachtigden, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij de bestreden beslissing op bezwaar hebben burgemeester en wethouders aan de op 25 oktober 2000 aan appellant verleende bouwvergunning de voorwaarde verbonden dat in het op te richten bouwwerk niet meer dan 50 personen werkzaam zijn.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de president overwogen dat de in deze voorwaarde opgenomen beperking zich niet laat rijmen met de omvang van het kantoorgebouw, omdat, uitgaande van de gangbare normen van kantoorwerkplekken een belangrijk deel van het op te richten kantoorgebouw feitelijk leeg zal blijven staan. De president heeft het besluit vervolgens vernietigd op de grond dat het berust op een ondeugdelijke motivering.
2.3. Het hoger beroep van appellant is uitsluitend tegen dit oordeel van de president gericht.
2.4. De Afdeling stelt vast dat de genoemde voorwaarde blijkens de bestreden beslissing op bezwaar alsmede het verhandelde ter zitting uitdrukkelijk is verbonden aan de voor het bouwplan van appellant verleende bouwvergunning. De voorwaarde is gesteld ten einde te voorkomen dat het legaal op het naastgelegen perceel aanwezige LPG-vulpunt na verwezenlijking van het bouwplan zal zijn gevestigd op een afstand van minder dan 80 meter bij een kantoor dat is bestemd voor meer dan 50 personen, hetgeen in strijd zou zijn met het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (hierna: het LPG-Besluit).
2.4.1. Ingevolge artikel 56, derde lid, van de Woningwet mogen burgemeester en wethouders aan de bouwvergunning – voor zover hier van belang – slechts voorwaarden verbinden ter bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan de voorschriften strekken krachtens welke de vergunning wordt verleend en waaraan het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, moet voldoen. Het LPG-Besluit bevat geen voorschriften krachtens welke de bouwvergunning is verleend en waaraan het bouwplan moet voldoen, zodat een voorwaarde ter bescherming van de in het LPG-Besluit besloten belangen niet in het kader van dit artikellid kan worden gesteld.
2.4.2. Uit het voorgaande volgt dat de president de bestreden beslissing op bezwaar terecht zij het op onjuiste grond heeft vernietigd. Het hoger beroep is om die reden ongegrond en de aangevallen uitspraak dient met verbetering van de gronden te worden bevestigd.
2.5. Nu burgemeester en wethouders opnieuw op de bezwaren van de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt" dienen te beslissen ziet de Afdeling aanleiding voor de navolgende overwegingen.
2.6. Met betrekking tot de vraag of de onderhavige voorwaarde kan worden verbonden aan de bij de bestreden beslissing op bezwaar met toepassing van artikel 19 van de WRO verleende vrijstelling van het bestemmingsplan “Krelageterrein”, overweegt de Afdeling dat deze voorwaarde ingevolge de slotzin in het eerste lid van artikel 19 van de WRO dient te voldoen aan artikel 15, derde lid, van die wet. Dit betekent dat de voorwaarde moet dienen ter bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan de bepalingen, waarvan vrijstelling wordt verleend, in het plan zijn opgenomen. Gegeven de aard van de artikel 19-vrijstelling zijn daarbij tevens relevant de belangen die bescherming zullen vinden in het bestemmingsplan waarop wordt vooruitgelopen.
2.6.1. Het voorschrift dat het LPG-vulpunt in dit geval niet toelaatbaar is op een afstand van minder dan 80 meter bij een kantoor dat is bestemd voor meer dan 50 personen is een met het oog op de bescherming van het milieu gestelde norm die in de eerste plaats het vulpunt betreft. Artikel 10, eerste lid, van de WRO biedt geen grondslag voor het in een bestemmingsplan opnemen van een voorschrift terzake van het aantal personen, dat in een kantoor werkzaam mag zijn, nu dat voorschrift primair is ingegeven door het bedoelde milieuvoorschrift uit het LPG-Besluit, dat bovendien met name op het vulpunt ziet. Het voorgaande leidt er toe dat dat voorschrift ook niet met toepassing van artikel 15, derde lid, van de WRO als voorwaarde aan de vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van die wet kan worden verbonden.
2.6.2. Met betrekking tot de vraag of voor het bouwplan met toepassing van artikel 19 van de WRO vrijstelling kan worden verleend zonder de voorwaarde, overweegt de Afdeling dat die beslissing een afweging van de belangen vergt waaraan burgemeester en wethouders in hun besluitvorming niet zijn toegekomen. Bij het opnieuw beslissen op de bezwaren van de vereniging "Wijkraad Leidsebuurt" en anderen zullen burgemeester en wethouders dat alsnog moeten doen. Een positieve beantwoording is uitsluitend mogelijk als blijvend verzekerd is, dat aan het LPG-Besluit wordt voldaan. Bij die beslissing dienen uiteraard alle bezwaren opnieuw te worden beoordeeld.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2002
47.