ECLI:NL:RVS:2002:AF2117

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200283/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan voor bouwproject aan de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam

Op 18 december 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van een wijzigingsplan voor de bouw van een vijfde bouwlaag aan de Admiraal de Ruyterweg 252-260 in Amsterdam. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Bos en Lommer had op 28 augustus 2001 het wijzigingsplan vastgesteld, waarna de goedkeuring door de gedeputeerde staten van Noord-Holland volgde op 20 november 2001. Appellanten, bewoners van de Admiraal de Ruyterweg, hebben beroep ingesteld tegen deze goedkeuring, omdat zij vrezen voor funderingsproblemen, een vermindering van licht en bezonning, en een beperking van hun uitzicht door de nieuwe bouwlaag.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 29 november 2002, waarbij zowel de appellanten als de vertegenwoordigers van de gemeente en het dagelijks bestuur aanwezig waren. De Afdeling heeft overwogen dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die toestaat dat bestemmingsplannen binnen bepaalde grenzen kunnen worden gewijzigd. De Afdeling heeft vastgesteld dat de goedkeuring van het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wegen dan de voordelen van het bouwproject.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de gedeputeerde staten in redelijkheid het wijzigingsplan hebben goedgekeurd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard, en de Raad van State heeft de goedkeuring van het wijzigingsplan bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200200283/1.
Datum uitspraak: 18 december 2002.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2001 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Bos en Lommer van de gemeente Amsterdam het wijzigingsplan “Wijziging ex artikel 3 juncto artikel 29 van het bestemmingsplan Bos en Lommer Oost ten behoeve van bouwplan Admiraal de Ruyterweg 252-260” vastgesteld.
Dit besluit is aangehecht.
Verweerders hebben bij besluit van 20 november 2001, kenmerk 2001/37872, over de goedkeuring van het plan beslist.
Dit besluit is aan de uitspraak gehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 20 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerders, vertegenwoordigd door mr. F. Arents, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Tevens is daar namens het dagelijks bestuur van het stadsdeel Bos en Lommer J.P. de Vries, ambtenaar der gemeente, verschenen. Voorts is [gemachtigde], namens [partij], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het wijzigingsplan maakt het oprichten van een vijfde bouwlaag mogelijk op de panden aan de Admiraal de Ruyterweg 252 tot en met 260, welke gelegen zijn in het stadsdeel Bos en Lommer, te Amsterdam.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dienen verweerders te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerders de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan te bepalen grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellanten stellen zich op het standpunt dat verweerders ten onrechte goedkeuring aan het plan hebben verleend. Appellanten wonen aan de Admiraal de Ruyterweg en kunnen zich niet verenigen met de vijfde bouwlaag op de panden Admiraal de Ruyterweg 252 tot en met 260 die het wijzigingsplan mogelijk maakt. Samengevat voeren zij aan dat zich funderingsproblemen kunnen voordoen, het uitzicht wordt beperkt en een vermindering van licht en bezonning optreedt.
2.4. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Bos en Lommer stelt zich op het standpunt dat medewerking verleend dient te worden aan het bouwplan voor het oprichten van een vijfde bouwlaag op het woongebouw aan de Admiraal de Ruyterweg 252–260, aangezien het vanuit volkshuisvestelijke motieven wenselijk is de woningen aan de Admiraal de Ruyterweg groter te maken teneinde diversiteit te brengen in de woningvoorraad en nieuwe woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. De wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in het bestemmingsplan “Bos en Lommer Oost”, is mede bedoeld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. Bij de beoordeling van het bouwplan is rekening gehouden met het bebouwingsbeeld van de Admiraal de Ruyterweg doordat de vijfde bouwlaag op een afstand van 2,40 meter van de voorgevel gesitueerd dient te worden.
2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met de goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het wijzigingsplan goedgekeurd.
2.5.1. De panden aan de Admiraal de Ruyterweg 252-260 hebben de bestemming “Woningen”. Ingevolge het bestemmingsplan “Bos en Lommer Oost” bedraagt de maximum bouwhoogte 12 meter en het maximum aantal bouwlagen vier. Artikel 3, zevende lid, van de planvoorschriften bepaalt dat de op de kaart aangegeven bouwhoogten en aantallen bouwlagen mogen worden gewijzigd in die zin dat het aantal bouwlagen met één wordt verhoogd en de maximumbouwhoogte en de maximumgoothoogte met ten hoogste 3 meter wordt verhoogd, mits de bouwhoogte niet groter wordt dan 15 meter.
De Afdeling stelt vast, dat de wijziging blijft binnen de in het bestemmingsplan vastgestelde mogelijkheid tot wijziging.
Met betrekking tot de belangenafweging die bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid dient plaats te vinden, leidt de Afdeling uit de stukken af dat in het kader van het Stedelijke Vernieuwingsplan Admiraal de Ruyterweg bezien is welke panden in aanmerking komen voor een extra bouwlaag, en dat het vanuit architectonisch en stedenbouwkundig oogpunt wenselijk en ook mogelijk is de betreffende panden te verhogen.
Tevens is bij het vaststellen van het plan rekening gehouden met aspecten die betrekking hebben op bezonning en schaduwwerking in relatie tot de omliggende woningen, alsmede met het uitzicht vanaf de Admiraal de Ruyterweg. Daarbij hebben de door appellanten aangevoerde belemmeringen van het uitzicht en het verlies aan licht en bezonning minder zwaar gewogen dan het belang dat met de realisering van de vijfde bouwlaag is gemoeid. Uit hetgeen appellanten hebben aangevoerd en ter zitting hebben toegelicht komt de Afdeling niet tot het oordeel dat bij de afweging van belangen de door appellanten ervaren nadelige aspecten van het bouwplan zwaarder moeten wegen dan de door het dagelijks bestuur in aanmerking genomen belangen. Voor het overige is niet gebleken van omstandigheden waarmede door het dagelijks bestuur rekening had moeten worden gehouden.
2.6. De Afdeling stelt op grond van het vorenstaande vast dat verweerders in redelijkheid het wijzigingsplan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening hebben kunnen achten. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd zijn met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring aan het plan hebben verleend.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2002.
178-416.