ECLI:NL:RVS:2002:AF1777

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105347/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bestuursdwang en handhaving van illegale stacaravan op perceel in Wester-Koggenland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Wester-Koggenland tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar. De rechtbank had op 13 september 2001 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en de beslissing van de gemeente om bestuursdwang toe te passen, vernietigd. De gemeente had [verzoeker] op 12 oktober 1999 aangeschreven om een geschakelde stacaravan op zijn perceel te verwijderen. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door de gemeente, heeft [verzoeker] beroep aangetekend bij de rechtbank, die de gemeente in het gelijk stelde. De gemeente heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 10 oktober 2002 is de zaak behandeld. De gemeente werd vertegenwoordigd door P.J. Stam en mr. W.J.M. Loomans, terwijl [verzoeker] werd bijgestaan door mr. S.J.M. Jaasma. De Raad van State heeft overwogen dat [verzoeker] de geschakelde stacaravan inmiddels had verwijderd en vervangen door twee andere stacaravans. De Raad oordeelde dat de gemeente nog steeds belang had bij het hoger beroep, omdat de eerdere uitspraak van de rechtbank de gemeente in de proceskosten had veroordeeld.

De Raad van State concludeerde dat de gemeente bevoegd was om bestuursdwang toe te passen en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen bijzonder geval was waarin de gemeente had moeten afzien van handhaving. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [verzoeker] ongegrond. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200105347/1.
Datum uitspraak: 11 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Wester-Koggenland,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 13 september 2001 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellanten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 1999 hebben appellanten [verzoeker] onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven de in september 1999 op het perceel, kadastraal bekend gemeente Wester-Koggenland, geplaatste geschakelde stacaravan voor 25 november 1999 te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 25 januari 2000 hebben appellanten het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 27 december 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 13 september 2001, verzonden op 18 september 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 25 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 maart 2002 heeft [verzoeker] een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door P.J. Stam, ambtenaar der gemeente, bijgestaan door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en [verzoeker], in persoon, bijgestaan door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Gebleken is dat [verzoeker] de geschakelde stacaravan waarop de in geding zijnde aanschrijving ziet van het onderhavige perceel heeft verwijderd en heeft vervangen door twee stacaravans. Bij besluit van 10 april 2002 hebben appellanten [verzoeker] onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven deze twee op het onderhavige perceel geplaatste stacaravans te verwijderen en verwijderd te houden.
2.2. Het betoog van [verzoeker] dat appellanten onder deze omstandigheden geen procesbelang meer hebben bij een beslissing op het hoger beroep dat betrekking heeft op de geschakelde stacaravan, kan niet als juist worden aanvaard. Het hoger beroep is gericht tegen een uitspraak, waarbij een door appellanten genomen besluit is vernietigd en zij in de proceskosten zijn veroordeeld. Appellanten hebben derhalve belang bij beoordeling van het ingestelde beroep.
2.3. Vast staat dat appellanten bevoegd waren tot het doen uitgaan van de bestuursdwangaanschrijving met betrekking tot de zonder de daarvoor op grond van de Woningwet vereiste bouwvergunning op het onderhavige perceel geplaatste geschakelde stacaravan.
2.4. Appellanten komen op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij ten onrechte geen grond hebben gezien voor het aannemen van een bijzonder geval waarin kan worden afgezien van handhavend optreden tegen de illegale situatie.
2.5. Dit betoog slaagt. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld maakt de omstandigheid dat de Commissie overige geschillen van de provincie Noord-Holland appellanten bij brief 15 december 1998 had medegedeeld te overwegen [verzoeker] een ontheffing als bedoeld in artikel 10, eerste lid, in samenhang met artikel 10a, derde lid, van de Woonwagenwet te verlenen, noch de omstandigheid dat aan het verzoek van appellanten de voorheen geplaatste toercaravan met toepassing van artikel 61 van de Woonwagenwet te verslepen naar een plaats buiten de gemeente door de provincie medewerking is onthouden, dat sprake is van een bijzonder geval waarin appellanten hadden behoren af te zien van handhavend optreden tegen de op grond van de Woningwet bestaande illegale situatie. Bovendien volgt uit de uitspraak van de Afdeling van heden in de zaak 200105238/1, dat appellanten bij besluit van 4 september 1998 de door [verzoeker] gevraagde ontheffing als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Woonwagenwet op goede gronden terecht hebben geweigerd.
2.6. Het oordeel van de rechtbank dat appellanten ten onrechte geen bijzonder geval hebben aangenomen is derhalve onjuist. Niet kan dan ook worden staande gehouden dat appellanten niet in redelijkheid hebben kunnen besluiten [verzoeker], onder aanzegging van bestuursdwang, aan te schrijven tot het verwijderen van de geschakelde stacaravan.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 25 januari 2000 ongegrond verklaren.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 13 september 2001, 00/221;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. J.G. Treffers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2002.
71.