ECLI:NL:RVS:2002:AF1770
Raad van State
- Hoger beroep
- J.E.M. Polak
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Minister van Verkeer en Waterstaat inzake geschiktheid voor motorrijtuigen
Op 11 december 2002 deed de Raad van State uitspraak in een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De zaak begon met een besluit van de minister op 29 januari 2001, waarin werd bepaald dat de appellant zich moest onderwerpen aan een geschiktheidsonderzoek voor het besturen van motorrijtuigen. Dit besluit volgde op een incident waarbij de appellant beschuldigd werd van agressief rijgedrag. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit ongegrond op 9 juli 2001.
De rechtbank te Utrecht oordeelde op 25 juni 2002 dat het beroep van de appellant ongegrond was, waarop de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 8 november 2002 werd de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.C.J. Nettenbreijers, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. E.M.C. van der Zalm.
De appellant betwistte de juistheid van het proces-verbaal dat door de politie was opgemaakt, waarin werd gesteld dat hij opzettelijk een medeweggebruiker had geduwd. Hij voerde aan dat hij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om zijn verklaring correct te kunnen afleggen. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het proces-verbaal als bewijs kon worden gebruikt en dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant de Nederlandse taal onvoldoende machtig was.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De minister had op goede gronden kunnen concluderen dat de appellant gevaarlijk en agressief rijgedrag had vertoond, wat de verplichting tot het ondergaan van een geschiktheidsonderzoek rechtvaardigde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.