ECLI:NL:RVS:2002:AF1725

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200520/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Vroomshoop-Oost en goedkeuring door gedeputeerde staten van Overijssel

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Vroomshoop-Oost" door de gedeputeerde staten van Overijssel. De gemeenteraad van Den Ham (thans gemeente Twenterand) heeft op 25 januari 2000 het bestemmingsplan vastgesteld, maar dit werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder vernietigd op 6 maart 2001 vanwege een publicatiefout. Na een nieuwe beslissing van de gedeputeerde staten op 20 november 2001, waarbij opnieuw goedkeuring werd onthouden aan delen van het plan, hebben appellanten beroep ingesteld. De zaak werd behandeld op 13 september 2002, waarbij appellanten sub 2 vertegenwoordigd waren door hun advocaat, terwijl appellant sub 1 afwezig was.

De Afdeling overweegt dat de gedeputeerde staten bij hun besluit de beoordelingsmarges niet hebben overschreden en dat de gemeenteraad niet opnieuw het bestemmingsplan hoefde vast te stellen na de eerdere vernietiging. De appellanten sub 2 voerden aan dat de goedkeuring ten onrechte was onthouden aan de oostelijke Randweg en dat er geen rekening was gehouden met reeds aangelegde wegen. De Afdeling oordeelt dat de gedeputeerde staten terecht goedkeuring hebben onthouden aan het plandeel met de oostelijke Randweg, omdat het tracé niet in overeenstemming was met de plankaart.

Daarnaast wordt er een formeel bezwaar van appellanten sub 2 behandeld over de niet-ontvankelijkheid van hun bedenkingen tegen een gebruiksverbod voor de langzaamverkeersroute. De Afdeling oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring in strijd is met de zorgvuldigheidseisen en vernietigt het besluit op dat punt. De Afdeling concludeert dat het beroep van appellant sub 1 ongegrond is, terwijl het beroep van appellanten sub 2 gegrond is. De gedeputeerde staten worden veroordeeld in de proceskosten van appellanten sub 2.

Uitspraak

200200520/1.
Datum uitspraak: 11 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2]], wonend te [woonplaats],
en
gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2000 heeft de gemeenteraad van Den Ham (thans: gemeente Twenterand), op voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Vroomshoop-Oost”.
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 26 september 2000, kenmerk RWB/2000/1169, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 6 maart 2001, no. 200005340/2, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.
Verweerders hebben bij hun besluit van 20 november 2001, kenmerk RWB/2001/2553, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Dit besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 26 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2002, en appellanten sub 2 bij brief van 30 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2002, beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het gemeentebestuur van Twenterand, de vennootschap onder firma [partij] en appellant sub 1. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2002, waar
appellanten sub 2, in persoon en bijgestaan door mr. M. Bekooy, advocaat te Enschede, en verweerders, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het gemeentebestuur van Twenterand, vertegenwoordigd door A. Koops van ’t Jagt, wethouder, en G.H. Kollenstaart, ambtenaar van de gemeente, en de vennootschap onder firma [partij], vertegenwoordigd door mr. I.C. Dunhof-Lampe, advocaat te Almelo.
Appellant sub 1 is met bericht van verhindering niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO) van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).
Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
2.2. Het plan heeft, voorzover hier van belang, betrekking op een gebied aan de oostzijde van de kern Vroomshoop. Het plangebied bestaat uit de delen Vroomshoop-Oost en Vroomshoop Zwolsekanaal-Noord. Het plangedeelte Vroomshoop-Oost wordt begrensd door de Oranjestraat/Vriezeveenseweg aan de westzijde, de Tonnendijk aan de noordzijde en de Kalkwijk aan de zuidzijde. Dit deel, met een oppervlakte van ongeveer 30 hectare, omvat een bedrijventerrein van 17 hectare en een woongebied van 10 hectare, waar ongeveer 140 woningen komen. Verder voorziet dit deel van het plan in de aanleg van de oostelijke Randweg. Bij het bestreden besluit hebben verweerders gedeeltelijk goedkeuring onthouden aan het plan.
2.3. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.4. Appellanten sub 2 voeren als formeel bezwaar aan dat de gemeenteraad het bestemmingsplan opnieuw had moeten vaststellen, nadat de Afdeling in de uitspraak van 6 maart 2001, no. 200005340/2 het goedkeuringsbesluit van verweerders van 26 september 2000 heeft vernietigd wegens een publicatiefout. Appellanten wijzen hierbij op de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2000, no. 200001227/P01.
2.4.1. In de door appellanten aangehaalde uitspraak oordeelt de Afdeling dat gedeputeerde staten, wanneer zij constateren dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen ter zake van de terinzagelegging en kennisgeving, burgemeester en wethouders de gelegenheid kunnen geven het vastgestelde bestemmingsplan alsnog correct ter inzage te leggen en te publiceren. Verweerders hebben burgemeester en wethouders van (toen) Vriezenveen hiertoe de gelegenheid gegeven, waarna het bestemmingsplan alsnog correct is gepubliceerd en ter inzage gelegd. De gemeenteraad behoefde dan ook niet het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen. Dit bezwaar faalt.
2.5. Appellant sub 1 stelt zich op het standpunt dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het gedeelte van de oostelijke Randweg zoals op de plankaart is aangegeven, voor zover zij daarbij geen rekening hebben gehouden met gedeeltes van de reeds aangelegde weg en het fietspad die over zijn gronden lopen.
2.5.1. Verweerders hebben aan dit plandeel goedkeuring onthouden. Zij stellen zich op het standpunt dat binnen de planperiode de weg niet in overeenstemming met het op de plankaart aangebrachte tracé zal worden aangelegd.
2.5.2. Het staat vast dat de oostelijke Randweg reeds is aangelegd. Het feitelijke tracé van de weg is niet in overeenstemming met hetgeen op de plankaart is aangegeven. Naar het oordeel van de Afdeling hebben verweerders zich terecht op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat de weg binnen de planperiode volgens het op de plankaart aangegeven tracé zal worden aangelegd. Verweerders hebben dan ook terecht goedkeuring aan dit plandeel onthouden. Zij hebben geen overwegende betekenis hoeven toekennen aan het feit dat het tracé over een klein oppervlak van de gronden van appellant loopt, daar ter zitting onweersproken is gebleven dat appellant daarvoor ruimschoots is gecompenseerd. Ten gevolge van het onthouden van goedkeuring aan het betreffende plandeel dient de gemeenteraad in zoverre opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen waartegen appellant in rechte kan opkomen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders in zoverre terecht goedkeuring hebben onthouden aan het plan.
Het beroep van appellant sub 1 is ongegrond.
2.6. Appellanten sub 2 stellen dat verweerders ten onrechte hun bedenkingen ten aanzien van een gebruiksverbod voor de langzaamverkeersroute niet-ontvankelijk hebben verklaard.
2.6.1. Ten aanzien van de bedenking betreffende een gebruiksverbod voor de langzaamverkeersroute in de planvoorschriften stellen verweerders dat deze niet-ontvankelijk is, omdat deze niet in de zienswijzen bij de gemeenteraad is ingebracht.
2.6.2. De WRO voorziet er niet in dat bij een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, de ingebrachte bedenkingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarom kunnen verweerders, in het geval dat aan artikel 27 geen recht tot het inbrengen van bedenkingen kan worden ontleend, de desbetreffende bedenkingen slechts buiten beschouwing laten. De Afdeling zal de niet-ontvankelijkverklaring door verweerders van genoemde bedenkingen opvatten alsof zij deze buiten beschouwing hebben gelaten.
Appellanten hebben zich bij het indienen van de zienswijzen verzet tegen de langzaamverkeersroute in de nabijheid van hun woningen. De bedenking over het gebruiksverbod is een nadere argumentatie in hun bezwaren tegen dit plandeel. Derhalve was er geen reden om deze buiten beschouwing te laten. De Afdeling is van oordeel dat verweerders door deze bedenking buiten beschouwing te laten, in strijd hebben gehandeld met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit op dit punt wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
2.7. Appellanten sub 2 stellen verder dat verweerders, hoewel zij goedkeuring hebben onthouden aan artikel 5, negende lid, onder e, van de planvoorschriften en de roodomlijnde gedeelten van de plankaart voorzover gelegen in de directe nabijheid van hun woningen aan de Oranjestraat, aan deze onthouding van goedkeuring geen inhoudelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegd. Hierdoor zal de bouw van drie woningen en de aanleg van de langzaamverkeersroute uiteindelijk mogelijk zijn. Deze woningen achten zij in strijd met gedane toezeggingen. Verder leiden deze woningen en de langzaamverkeersroute tot aantasting van de karakteristieke lintbebouwing ter plaatse en van het woon- en leefklimaat van appellanten.
2.7.1. Verweerders hebben goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming “Woongebied, Vroomshoop-Oost” en de aanduiding “Verwijzing naar artikel 5 lid 9 v/d voorschriften” en aan artikel 5, negende lid, onder e, van de planvoorschriften, omdat deze aanduiding tot misverstanden kan leiden. Verder hebben verweerders goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming “Woongebied, Vroomshoop-Oost” en de aanduiding “langzaamverkeersroute”, omdat op de plankaart een profielaanduiding voor dit pad ontbreekt.
Voorts hebben verweerders overwogen dat ter plaatse een langzaamverkeersroute ten behoeve van een goede ontsluiting van de nieuwe woonwijk op het bestaande stedelijk gebied nodig is. Gelet op het belang van de sociale veiligheid achten zij het goed dat langs deze route de bouw van enkele woningen mogelijk is. De in het plan voorziene mogelijkheden zullen volgens hen niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke lintbebouwings- en verkavelingsstrucuur, noch van de privacy en het woongenot. De gestelde toezegging achten verweerders niet aannemelijk.
2.7.2. Door de onthouding van goedkeuring aan de hiervoor genoemde plandelen waartegen de inhoudelijke bezwaren van appellanten zijn gericht, is in zoverre aan de bezwaren van appellanten tegemoetgekomen. In verband met de verplichting van de gemeenteraad ingevolge artikel 30, eerste lid, van de WRO om met inachtneming van het besluit tot onthouding van goedkeuring een nieuw plan vast te stellen, kan echter niet slechts deze onthouding van goedkeuring zelf maar ook de hieraan ten grondslag liggende motivering in deze procedure ter beoordeling staan. De Afdeling vat het beroep van appellanten daarom aldus op dat zij zich ertegen verzetten dat aan de onthouding van goedkeuring uitsluitend de in het bestreden besluit genoemde overwegingen ten grondslag zijn gelegd. De stelling van verweerders dat de bezwaren van appellanten nog in hun volle omvang bij de vaststelling van het nieuwe plan aan de orde komen en dat mitsdien hun beroep op dit punt niet-ontvankelijk is, deelt de Afdeling niet. In het bestreden besluit hebben verweerders immers deze bezwaren reeds beoordeeld, waardoor de gemeenteraad gelet op artikel 30, eerste lid, van de WRO bij vaststelling van het plan deze beoordeling in acht moeten nemen.
2.7.3. Het bestreden plandeel heeft de bestemming “Woongebied, Vroomshoop-Oost” met de aanduidingen “Verwijzing naar artikel 5 lid 9 v/d voorschriften” en “langzaamverkeersroute”. Verder is in artikel 5, negende lid, onder e, van de voorschriften bepaald dat op het op de plankaart als zodanig aangeduide gebied maximaal 3 woningen zijn toegestaan. Hiermee is beoogd de aanleg van een langzaamverkeersroute naar de nieuwe woonwijk en de bouw van drie woningen daarlangs mogelijk te maken.
Ten aanzien van het beroep van appellanten op het vertrouwensbeginsel, overweegt de Afdeling dat haar niet is gebleken van enige toezegging dat geen enkele woning binnen een afstand van 100 meter van de woonbebouwing van appellanten zou worden gebouwd. Voor verweerders bestond derhalve geen aanleiding om op grond van het niet honoreren van gerechtvaardigde verwachtingen door de gemeenteraad, in zoverre goedkeuring aan het plan te onthouden.
Blijkens op de stukken staan de woningen van appellanten aan de Oranjestraat, een gedeelte van Vroomshoop waar de oorspronkelijke verkaveling van het landschap nog aanwezig is. Deze verkaveling wordt gekenmerkt door lintbebouwing aan de straatzijde en diepe erven daarachter. Uit de adviesnota van 22 mei 2001 aan burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand blijkt dat het beleid van de gemeente Den Ham ten tijde van de vaststelling van het plan er op gericht was geen woningbouw toe te staan in open plekken binnen de contouren van de op historische grondslag gegroeide bebouwde kom. Dit beleid is door de gemeenteraad bij besluit van 5 juni 2001 bevestigd. Gelet op het hiervoor vermelde beleid van de gemeente hebben verweerders naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd of de bouw van deze drie woningen al dan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en of het belang van de sociale veiligheid prevaleert boven het belang van het behoud van de openheid van de oude dorpskern.
Door enkel goedkeuring aan de betreffende onderdelen van het plan te onthouden wegens mogelijke misverstanden en het ontbreken van een profielaanduiding, berust het besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Het beroep van appellanten sub 2 is in zoverre gegrond, zodat de onthouding van goedkeuring voor wat betreft de bestemming “Woongebied, Vroomshoop-Oost” met de aanduidingen “langzaamverkeersroute” en “Verwijzing naar artikel 5 lid 9 v/d voorschriften” en artikel 5, negende lid, onder e, van de planvoorschriften wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
2.8. Ten aanzien van appellant sub 1 bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ten aanzien van appellanten sub 2 dienen verweerders op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van appellant sub 1 ongegrond;
II. verklaart het beroep van appellanten sub 2 gegrond;
III. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 20 november 2001, RWB/2001/2553, voorzover het betreft de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming “Woongebied, Vroomshoop-Oost” met de aanduidingen “Verwijzing naar artikel 5 lid 9 v/d voorschriften” en “langzaamverkeersroute” en artikel 5, negende lid, onder e, van de planvoorschriften;
IV. veroordeelt gedeputeerde staten van Overijssel in de door appellanten sub 2 in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door provincie Overijssel te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat provincie Overijssel aan appellanten sub 2 het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 109,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2002
270-411.