ECLI:NL:RVS:2002:AF1419

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202608/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Boukema
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen herziening huursubsidie en terugvordering door Staatssecretaris van Volkshuisvesting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank te Rotterdam, die op 26 april 2002 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de herziening van de huursubsidie die de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de appellante had verstrekt. Op 10 november 2000 besloot de Staatssecretaris de huursubsidie, die oorspronkelijk was vastgesteld op ƒ 2544,00 (€ 1154,42) voor de periode van 1 juli 1996 tot 1 juli 1997, te herzien naar nihil en de teveel betaalde huursubsidie terug te vorderen. De appellante ging hiertegen in bezwaar, maar dit werd op 25 september 2001 ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht de huursubsidie op nihil had gesteld en dat de terugvordering niet onjuist was. In hoger beroep betoogde de appellante dat haar een beroepsmogelijkheid was onthouden, omdat het primaire besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De Raad van State oordeelde echter dat de appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar zienswijze te geven en dat zij niet had aangetoond dat zij de nadere motivering van het primaire besluit niet had ontvangen. De Raad concludeerde dat de appellante niet in haar rechten was benadeeld en dat het hoger beroep ongegrond was.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die in naam der Koningin recht doet.

Uitspraak

200202608/1.
Datum uitspraak: 4 december 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Rotterdam van 26 april 2002 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2000 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de aan appellante verstrekte huursubsidie ten bedrage van ƒ 2544,00 (€ 1154,42) voor het bewonen van de woning aan het [locatie] te [plaats] over het subsidietijdvak in de periode 1 juli 1996 tot 1 juli 1997 herzien, nader vastgesteld op nihil en de over dit tijdvak teveel betaalde huursubsidie van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 25 september 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 26 april 2002, verzonden op 29 april 2002, heeft de rechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 13 mei 2002, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 augustus 2002 heeft de Staatssecretaris een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2002, waar de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te Den Haag, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft - samengevat weergegeven - geoordeeld dat de Staatssecretaris de huursubsidie terecht op nihil heeft gesteld en dat het besluit tot terugvordering van het teveel verstrekte niet onjuist kan worden geacht. Dit oordeel wordt in hoger beroep niet bestreden.
2.2. Appellante betoogt dat haar een beroepsmogelijkheid is onthouden. Daartoe stelt zij dat het primaire besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, waardoor zij geen behoorlijk bezwaar heeft kunnen indienen, en geen noodzaak zag om de hoorzitting in de bezwaarfase bij te wonen.
2.2.1. Dit betoog faalt. Op 20 november 2000 is aan appellante een brief gezonden die een nadere motivering van het - van tien dagen eerder daterende - primaire besluit bevat. Gesteld noch gebleken is dat appellante deze brief niet heeft ontvangen. Nu het bezwaarschrift dateert van 27 november 2000 en dit nadien nog door appellante had mogen worden aangevuld, moet worden aangenomen dat het voor haar mogelijk was in de bezwaarfase inhoudelijk op het primaire besluit en de daaraan ten grondslag liggende redenen in te gaan.
Vaststaat dat appellante is uitgenodigd voor een mondelinge en eventueel een telefonische toelichting van haar bezwaarschrift. Dat appellant ervoor heeft gekozen hiervan geen gebruik te maken, kan niet aan de Staatssecretaris worden tegengeworpen.
Overigens heeft appellant in beroep noch in hoger beroep het in bezwaar gehandhaafde besluit inhoudelijk bestreden.
2.2.2. Aan appellante is de mogelijkheid geboden haar zienswijze omtrent de in de brief van 20 november 2000 genoemde nadere gronden kenbaar te maken. Hoewel moet worden toegegeven - hetgeen de Staatssecretaris heeft gedaan in de beslissing op bezwaar - dat voornoemde brief tegelijk met het primaire besluit had moeten worden verzonden, kan in dit geval niet staande worden gehouden dat appellante een rechtsgang is onthouden.
2.3. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd leidt derhalve niet tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J. Boukema, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Boukema w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2002
66-408.