ECLI:NL:RVS:2002:AF1128
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.E. van der Does
- J.A.M. van Angeren
- P.A. Offers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing erkenning Nederlandse adel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die verzocht om erkenning in de Nederlandse adel. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 28 oktober 1999 het verzoek van de appellant afgewezen, omdat deze niet kon aantonen dat hij in rechte mannelijke lijn afstamt van een geslacht dat voor 1795 tot de inheemse adel behoorde. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister ongegrond verklaard op 12 juli 2000. De rechtbank te Amsterdam heeft op 13 maart 2002 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 25 april 2002 is ingediend.
Tijdens de zitting op 16 september 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De minister werd vertegenwoordigd door mr. F.W. Bleichrodt, terwijl de appellant in persoon aanwezig was. De Raad van State heeft overwogen dat, volgens artikel 2, vierde lid, van de Wet op de adeldom, erkenning tot de Nederlandse adel alleen kan plaatsvinden voor personen die behoren tot een geslacht dat voor 1795 reeds tot de inheemse adel behoorde. De minister heeft terecht geconcludeerd dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij aan deze voorwaarde voldoet.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister het verzoek van de appellant terecht heeft afgewezen. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 november 2002.