200200970/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 8 januari 2002 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Stein.
Bij besluit van 22 september 1999 hebben burgemeester en wethouders van Stein (hierna: burgemeester en wethouders) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het bouwen van een onbemand tankstation op het perceel kadastraal bekend gemeente Elsloo plaatselijk bekend [locatie].
Bij besluit van 14 november 2000 hebben burgemeester en wethouders de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 10 januari 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 8 januari 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 18 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen als faxbericht op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 12 april 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.J.T. Austen, advocaat te Valkenburg aan de Geul, en [gemachtigde], en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. E.J.P. Huijbregts en mr. I.G.J. van Kempen-van Leeuwen, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De bij besluit van 22 september 1999 verleende bouwvergunning heeft betrekking op een tankstation op het bedrijventerrein Sanderboutlaan te Elsloo. Uit een brief van vergunninghoudster aan burgemeester en wethouders van 10 december 1999 blijkt dat in dit tankstation brandstoffen zullen worden verkocht aan de reeds bestaande klanten van vergunninghoudster en aan de op dit bedrijventerrein gevestigde bedrijven en hun personeel.
2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat de beoogde verkoop van brandstoffen zal zijn aan te merken als detailhandel.
2.3. Op het perceel waarop vergunninghoudster haar bouwplan wenst te realiseren, rust ingevolge het geldende bestemmingsplan “Bedrijventerrein Sanderboutlaan” de bestemming “Bedrijfsdoeleinden – B1 en B2”.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn gronden met deze bestemming aangewezen voor het uitoefenen van bedrijven ten behoeve van industrie, bouwnijverheid, handel, transport, opslag en communicatie, een en ander zoals opgenomen in de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in directe relatie met de toegestane bedrijven, zoals onder meer verkooppunten van brandstof.
Ingevolge artikel 6, vierde lid, onder j, van de planvoorschriften is de uitoefening van detailhandel niet toegestaan.
2.4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat brandstoffen niet alleen zullen worden verkocht aan de reeds bestaande klanten van vergunninghoudster en aan de op het hiervoor genoemde bedrijventerrein gevestigde bedrijven, maar ook aan het personeel dat de beschikking heeft over een “pasje”. Dit betekent dat in ieder geval verkoop zal plaatsvinden aan particulieren die de brandstoffen niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit zullen gebruiken. De uitgifte van de pasjes is in handen van de werkgever, waarbij geen enkel zicht bestaat op de daarbij toegepaste selectie, zodat ook anderen dan de personeelsleden van de pomp gebruik kunnen maken. Gelet hierop is de Afdeling, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de verkoop van brandstoffen in het tankstation van vergunninghoudster moet worden aangemerkt als detailhandel. Het bouwplan is derhalve in strijd met het geldende bestemmingsplan, zodat artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet in de weg stond aan vergunningverlening. Burgemeester en wethouders hebben derhalve ten onrechte een bouwvergunning verleend en deze vergunning in hun besluit van 14 november 2000 ten onrechte gehandhaafd.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellanten alsnog gegrond verklaren en het besluit van burgemeester en wethouders van 14 november 2000 vernietigen.
Gelet hierop kan hetgeen appellanten overigens hebben aangevoerd buiten beschouwing worden gelaten.
2.6. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 8 januari 2002, nummers AWB 00/1645 WW44 en 00/1646 WW44;
III. verklaart het bij de rechtbank door appellanten ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Stein van 14 november 2000, Afd. VRO;
V. draagt burgemeester en wethouders van Stein op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
VI. veroordeelt burgemeester en wethouders van Stein in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1.288,00 (2 x € 644,00), welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Stein te worden betaald aan appellanten;
VII. gelast dat de gemeente Stein aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 735,40 (€ 408,40 + € 327,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. De Gooijer w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002