ECLI:NL:RVS:2002:AF0302

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200143/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor appartementen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Vastgoed Mechelen B.V. tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 23 november 2001 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van burgemeester en wethouders van Boxtel om een bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van 14 appartementen op een perceel aan de Parkweg te Boxtel. De weigering was gebaseerd op het feit dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan 'Moorwijk', dat bepaalde dat op een deel van het perceel de bestemming 'Park- en Bosgebied' geldt, waar alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester en wethouders terecht de bouwvergunning hadden geweigerd. Appellante stelde dat de burgemeester en wethouders gebruik hadden moeten maken van hun bevoegdheid om de bestemming te wijzigen, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State merkte op dat appellante in de aanvraag om de bouwvergunning niet om een wijziging van de bestemming had verzocht. Bovendien zou een wijziging van de bestemming in dit geval niet tot een ander oordeel leiden, aangezien de aangrenzende bestemming ook geen bouwplan als het onderhavige toestond.

De Afdeling heeft de zaak op 23 september 2002 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellante als de vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren. De Afdeling concludeerde dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet nieuw waren en dat er geen aanleiding was om de uitspraak van de rechtbank te herzien. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200200143/1.
Datum uitspraak: 13 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Vastgoed Mechelen B.V., gevestigd te Eersel,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 23 november 2001 in het geding tussen:
appellante
en
burgemeester en wethouders van Boxtel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2000 hebben burgemeester en wethouders van Boxtel (hierna: burgemeester en wethouders) geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van 14 appartementen op een perceel gelegen aan de Parkweg te Boxtel, kadastraal bekend gemeente Boxtel, sectie A, nummer 2263.
Bij besluit van 31 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het ongedateerde advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 23 november 2001, verzonden op 29 november 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 9 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 februari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 mei 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Veghel, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door T.G.M. Driessen, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij de aangevallen uitspraak is de rechtbank terecht tot de slotsom gekomen dat burgemeester en wethouders bij de bestreden beslissing op bezwaar de weigering om een bouwvergunning te verlenen voor het door appellante ingediende bouwplan terecht hebben gehandhaafd. De rechtbank heeft daarbij terecht overwogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan “Moorwijk” reeds omdat op een deel van het perceel de bestemming “Park- en Bosgebied – N(b) –“ en op de als zodanig bestemde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht.
2.2. Voorzover appellante van mening is dat burgemeester en wethouders gebruik hadden moeten maken van hun bevoegdheid de voornoemde bestemming met toepassing van artikel 13 van de planvoorschriften te wijzigen, wijst de Afdeling er allereerst op dat appellante bij de aanvraag om een bouwvergunning niet om toepassing van deze bevoegdheid heeft verzocht zodat in de weigering om de gevraagde bouwvergunning te verlenen niet mede de weigering om tot wijziging van de bestemming over te gaan besloten ligt. De Afdeling merkt bovendien op dat het wijzigen van de bedoelde bestemming appellante geen soelaas biedt nu deze wijziging er in dit geval uitsluitend uit kan bestaan dat de begrenzing van de bestemming wordt verschoven ten behoeve van de aangrenzende bestemming “Horeca en Gestapelde woningen – H +W(s) – “. Dat deze bestemming een bouwplan als het onderhavige evenmin toelaat heeft de Afdeling overwogen in de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van heden in de zaak Vastgoed Het Zandeind B.V., gevestigd te Eersel, no. 200200380/1, waarin een identiek bouwplan gesitueerd op een perceel geheel gelegen binnen die bestemming aan de orde was.
2.3. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd komt neer op een herhaling van hetgeen zij bij de rechtbank naar voren heeft gebracht en biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan de rechtbank daarover heeft gegeven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002
47.