ECLI:NL:RVS:2002:AF0289

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200202207/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering voorbereidingsbesluit voor geitenmelkerij door raad van Tynaarlo

Op 13 november 2002 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de raad van Tynaarlo. De zaak betreft de weigering van de raad om een voorbereidingsbesluit te nemen voor de vestiging van een geitenmelkerij op een specifiek perceel. De raad had op 21 november 2000 besloten geen voorbereidingsbesluit te nemen, en dit besluit werd op 24 april 2001 door de raad bevestigd na het ongegrond verklaren van het bezwaar van de appellant. De rechtbank Assen had op 6 maart 2002 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn gronden aanvulde in brieven van 16 april en 20 mei 2002. Tijdens de zitting op 22 oktober 2002 was de appellant zelf aanwezig, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door E.G. Zijlstra, ambtenaar der gemeente.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank de beroepsgronden van de appellant op juiste wijze heeft beoordeeld en verworpen. De appellant herhaalde in hoger beroep grotendeels de argumenten die hij eerder had aangevoerd, zonder nieuwe aanknopingspunten te bieden voor een ander oordeel. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing, 13 november 2002.

Uitspraak

200202207/1.
Datum uitspraak: 13 november 2002.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 6 maart 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de raad van Tynaarlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2000 heeft de raad van Tynaarlo (hierna: de raad) geweigerd een voorbereidingsbesluit te nemen ten behoeve van de vestiging van een geitenmelkerij op het perceel [locatie].
Bij besluit van 24 april 2001 heeft de raad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 14 maart 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 6 maart 2002, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 mei 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 juli 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2002, waar appellant in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door E.G. Zijlstra, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot de slotsom gekomen dat de raad bij de bestreden beslissing op bezwaar de weigering om een voorbereidingsbesluit te nemen terecht heeft gehandhaafd. De Afdeling stelt vast dat de rechtbank daarbij de door appellant ingediende beroepsgronden heeft betrokken en deze terecht en op goede gronden heeft verworpen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd komt neer op een herhaling van hetgeen hij bij de rechtbank naar voren heeft gebracht en biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan de rechtbank daarover heeft gegeven.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Bastein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002.
13.