ECLI:NL:RVS:2002:AF0288
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- B. Bastein
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door burgemeester en wethouders van Loenen met betrekking tot de opbouwlengte van een woonschip
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 november 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 maart 2002. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de burgemeester en wethouders van Loenen over de opbouwlengte van zijn woonschip. Appellant had eerder een last onder bestuursdwang ontvangen, waarbij hij zijn woonschip met één meter moest inkorten en het dakoverstek moest terugbrengen naar maximaal 30 centimeter. De burgemeester en wethouders hebben appellant herhaaldelijk gewaarschuwd dat, indien hij niet aan deze last voldeed, zijn woonschip op 10 januari 2001 zou worden versleept naar de gemeentelijke bewaarhaven te Amsterdam.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop appellant hoger beroep instelde. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2002, waar appellant in persoon en vertegenwoordigd door een gemachtigde aanwezig was, evenals de vertegenwoordiger van de andere partij. De burgemeester en wethouders zijn niet verschenen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtbank op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat de bezwaren van appellant terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De argumenten die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, zijn in wezen een herhaling van zijn eerdere standpunten en bieden geen aanleiding voor een ander oordeel.
De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 november 2002.