ECLI:NL:RVS:2002:AF0215

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203453/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B. van Wagtendonk
  • E.A. Alkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door Staatssecretaris van Justitie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 21 mei 2002 hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie ongegrond heeft verklaard. De aanvragen werden op 20 juni 2001 afgewezen, waarna appellanten in beroep gingen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Syrië, ondanks een brief van Amnesty International die door appellanten was overgelegd. Appellanten stelden dat deze brief concrete aanknopingspunten bevatte voor twijfel aan het ambtsbericht, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid kon concluderen dat er geen aanleiding was om nader onderzoek in te stellen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De rechters oordeelden dat de staatssecretaris bij de besluitvorming op asielaanvragen mag uitgaan van de juistheid van het ambtsbericht, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel. De door appellanten overgelegde brief voldeed niet aan deze eisen, waardoor de grieven van appellanten faalden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2002.

Uitspraak

Raad
van State
200203453/1.
Datum uitspraak: 31 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appelant 1 en 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 21 mei 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 20 juni 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 21 mei 2002, verzonden op 30 mei 2002, heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 juni 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 juli 2002 heeft de staatssecretaris een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De grieven 1 en 2, in onderlinge samenhang gelezen, klagen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de door appellanten overgelegde brief van Amnesty International van 26 juni 2001 geen concrete aanknopingspunten bevat om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 6 december 2000 over de situatie in Syrië. Volgens appellanten had de rechtbank in de brief aanleiding moeten zien om de staatssecretaris op te dragen nader onderzoek in te stellen.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 12 oktober 2001 in zaak nr. 200103977/1, gepubliceerd in JV 2001/325 en AB 2001, 359) kan een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken omtrent de situatie in een land worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient het ambtsbericht op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen, onder aanduiding - voor zover mogelijk en verantwoord - van de bronnen, waaraan deze is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag de staatssecretaris bij de besluitvorming op asielaanvragen van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. In dat geval zal de staatssecretaris het ambtsbericht niet dan na het instellen van nader onderzoek terzake en bevestiging van de desbetreffende informatie aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen.
2.3. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de staatssecretaris in de door appellanten overgelegde brief geen aanleiding hoefde te zien om aan de juistheid van het ambtsbericht te twijfelen. De mededeling in die brief dat het doen van een asielaanvraag door het regiem wordt beschouwd als een vijandige daad en een teruggestuurde asielaanvrager bij de Syrische grens door een geheime dienst wordt gecontroleerd en ondervraagd, waarbij hij het risico loopt te worden gemarteld, is daarvoor onvoldoende toegelicht. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van concrete aanknopingspunten als voren bedoeld niet is gebleken. De grieven falen.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter en mr. B. van Wagtendonk en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Frenkel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2002
206-428.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,