200202374/1.
Datum uitspraak: 6 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats], gemeente [plaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 15 maart 2002 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
Bij besluit van 17 januari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van appellant om bestuursdwang toe te passen ten aanzien van de door [partij] opgerichte garage-berging op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 1 mei 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 14 maart 2002, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 15 maart 2002, verzonden op 19 maart 2002, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 24 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 1 mei 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 juni 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Die zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2002, waar appellant in persoon en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2.1. Op 13 november 1980 is aan [partij] bouwvergunning verleend voor de bouw van een garage-berging op het perceel Grytmanswei 2 te Niawier. Bij besluit van 16 mei 1994 is bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van de garage-berging met een carport en een nieuwe kap. Vaststaat dat in strijd met de verleende vergunningen te dicht op de erfgrens met appellant is gebouwd. Gebleken is voorts dat appellant in het verleden bij de gemeente inlichtingen heeft ingewonnen ten aanzien van de situering van het bouwwerk. Bij brief van 24 september 1999 heeft appellant burgemeester en wethouders verzocht om met toepassing van bestuursdwang tegen de situering van de garage-berging op te treden.
2.2. Indien door een belanghebbende derde uitdrukkelijk is verzocht om tegen de illegale situatie is op te treden, kan alleen in bijzondere gevallen van handhavend optreden worden afgezien.
2.3. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat van een bijzonder geval als hiervoor bedoeld in dit geval sprake is. Burgemeester en wethouders zijn tegen de garage-berging – alhoewel bekend met de situering daarvan op zeer korte afstand van de perceelsgrens – sinds de oprichting in 1980 niet opgetreden. Terecht oordeelt de rechtbank dat na zo een lange periode van stilzitten door het bevoegde bestuursorgaan de rechtszekerheid in het geding is indien alsnog tot handhaving wordt overgegaan. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat appellant eerst op 24 september 1999 om toepassing van bestuursdwang heeft verzocht, terwijl niet is gebleken dat hij een zwaarwegend belang heeft bij handhaving.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd
2.5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2002