ECLI:NL:RVS:2002:AE9031
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- M. Vlasblom
- H. Troostwijk
- E.D.A.M. Zegveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel op basis van onvoldoende bewijs van Afghaanse nationaliteit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 26 juli 2002 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De vreemdeling had geen reis- of identiteitspapieren overgelegd, wat volgens de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een reden kan zijn voor afwijzing van de aanvraag. De staatssecretaris had in zijn besluit van 16 juli 2002 de aanvraag afgewezen, omdat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat haar aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormden.
De Raad van State oordeelt dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij van Afghaanse nationaliteit is. De vreemdeling had onvoldoende kennis van haar vermeende land van herkomst, en haar antwoorden op vragen over haar reisroute waren niet overtuigend. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. De Raad concludeert dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 september 2002. De betrokken rechters zijn R.W.L. Loeb als voorzitter, en M. Vlasblom en H. Troostwijk als leden, met E.D.A.M. Zegveld als ambtenaar van Staat.