ECLI:NL:RVS:2002:AE8490
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- M. Oosting
- H.Ph.J.A.M. Hennekens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen gedeeltelijke weigering van revisievergunning voor veehouderij door burgemeester en wethouders van Ermelo
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 oktober 2002 uitspraak gedaan over een beroep van een appellant tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Ermelo. Het betreft een revisievergunning die op 14 december 2001 gedeeltelijk was verleend en gedeeltelijk geweigerd voor een veehouderij op een perceel in Ermelo. De appellant, bijgestaan door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen de gedeeltelijke weigering van de vergunning, die betrekking had op het houden van vleeskalveren en vleesvarkens.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op 25 juli 2002, waarbij de appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de gemeente. De appellant betoogde dat de vergunning ten onrechte gedeeltelijk was geweigerd, en voerde aan dat de eerdere vergunningen niet specifiek het houden van drachtige zeugen uitsloten. De gemeente daarentegen stelde dat de onderliggende vergunningen enkel het houden van guste/dragende zeugen en kraamzeugen toestonden.
De Afdeling heeft vastgesteld dat de gemeente niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling oordeelde dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met artikel 3:2 van deze wet, omdat niet overtuigend was aangetoond dat de onderliggende vergunningen uitsluitend het houden van guste/dragende zeugen en kraamzeugen toestonden.
Als gevolg hiervan verklaarde de Afdeling het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de burgemeester en wethouders van Ermelo, en veroordeelde hen in de proceskosten van de appellant. De gemeente werd ook verplicht om het griffierecht aan de appellant te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en het verzamelen van relevante feiten bij het nemen van bestuursbesluiten.