ECLI:NL:RVS:2002:AE8412

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203861/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.U. Kallan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank over vreemdelingenbewaring en aanvraag verblijfsvergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld. De appellant, die in deze procedure optreedt als vreemdeling, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 10 juli 2002, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarbij de appellant zich niet kon verenigen met de beslissing van de rechtbank. De appellant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte voorbij was gegaan aan de omstandigheid dat er geen categoriewijziging had plaatsgevonden na zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Hij stelde dat de rechtbank ambtshalve aanleiding had moeten zien om de vreemdelingenbewaring op te heffen.

De Raad van State overweegt dat de grieven van de appellant niet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De eerste grief van de appellant is een herhaling van eerder aangevoerde standpunten, waarop de rechtbank al had beslist. De Raad concludeert dat er geen sprake is van nieuwe grieven die tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden. De tweede grief, die betrekking heeft op de categoriewijziging, wordt eveneens verworpen. De Raad stelt vast dat de rechtbank niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om de bewaring op te heffen, gezien de mededeling van de staatssecretaris dat er tijdig op de aanvraag zou worden beslist.

Uiteindelijk bevestigt de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep kennelijk ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2002.

Uitspraak

Raad
van State
200203861/1.
Datum uitspraak: 14 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling] alias [alias],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 10 juli 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2002 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 juli 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, het met een kennisgeving vanwege de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 17 juli 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 juli 2002 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een reactie ingediend.
Bij brief van 1 augustus 2002 heeft appellant een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bevat het hoger-beroepschrift in aanvulling op de in artikel 6:5, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde eisen, één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen, alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.
2.2. Hetgeen als eerste is aangevoerd, betreft uitsluitend een herhaling van in beroep naar voren gebrachte standpunten, waarop de rechtbank heeft beslist. Hetgeen door appellant is aangevoerd met betrekking tot de belangenafweging en de strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur richt zich niet tegen een onderdeel van de aangevallen uitspraak.
Mitsdien is geen sprake van grieven in de zin van voormeld artikel 85, tweede lid, van de Vw 2000. Het aldus aangevoerde kan derhalve niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.3. De tweede grief klaagt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de omstandigheid dat, nadat appellant een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft ingediend, geen categoriewijziging heeft plaatsgevonden. Volgens appellant had de rechtbank hierin ambtshalve aanleiding moeten zien om de vreemdelingenbewaring op te heffen.
2.4. Deze grief faalt. Er is geen grond voor het oordeel dat de rechtbank in de enkele mededeling ter zitting dat op 25 juni 2002 een aanvraag, als door hem gesteld, naar de vreemdelingendienst is verzonden, ambtshalve aanleiding had moeten vinden om de bewaring op te heffen.
Overigens is daar zijdens de staatssecretaris medegedeeld dat naar aanleiding van de door appellant ingediende aanvraag een categoriewijziging zal plaatsvinden en dat tijdig op de aanvraag zal worden beslist.
2.5. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.U. Kallan, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Kallan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2002
15-343.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,