ECLI:NL:RVS:2002:AE8256
Raad van State
- Hoger beroep
- J.E.M. Polak
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel voor alleenstaande vrouw uit Sri Lanka
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een alleenstaande vrouw uit Sri Lanka tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie. De aanvraag werd afgewezen op 24 maart 2002, waarna de rechtbank te 's-Gravenhage op 18 april 2002 het beroep van de vrouw ongegrond verklaarde. De vrouw stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij niet in Colombo hoefde te blijven en dat zij elders in Sri Lanka familie had, op wie zij kon terugvallen. Ze betoogde dat deze familieleden zich in een oorlogsgebied bevonden en dat het niet redelijk was om van haar te verlangen dat zij zich daar zou vestigen.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de informatie in de ambtsberichten niet voldoende was om aan te nemen dat de vrouw bij terugkeer naar Sri Lanka een reëel risico liep op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Raad bevestigde dat de vrouw als alleenstaande vrouw tot een kwetsbare groep behoort, maar dat de omstandigheden in Colombo niet zodanig waren dat haar asielaanvraag gegrond kon worden verklaard.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 11 juni 2002.