ECLI:NL:RVS:2002:AE8097
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- E.D.A.M. Zegveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en uitzetting van vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, die op 21 juni 2002 een eerdere afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris had vernietigd. De vreemdeling had een herhaalde aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 31 mei 2002 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had afgewezen, omdat de vreemdeling niet in staat was om te worden uitgezet vanwege haar vergevorderde zwangerschap. De staatssecretaris had in zijn eerdere beschikking aangegeven dat de vreemdeling kon worden uitgezet, maar kwam later terug op dit standpunt door te stellen dat de uitzetting tijdelijk achterwege zou blijven.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de staatssecretaris gegrond verklaard. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris het verzoek van de vreemdeling om terug te komen van de eerdere weigering om haar als vluchteling toe te laten niet met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht mocht afwijzen. De Afdeling oordeelde dat de bevoegdheid tot uitzetting niet discretionair is en dat de staatssecretaris de eerdere afwijzing van de asielaanvraag niet los kan zien van de beoordeling van het asielrelaas. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard.
De beslissing van de Raad van State werd uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak de uitspraak ondertekenden. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 juli 2002.