ECLI:NL:RVS:2002:AE7795

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104493/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen onthouding van goedkeuring bestemmingsplan door gedeputeerde staten van Overijssel

In deze zaak hebben de burgemeester en wethouders van Steenwijk en de Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (GLTO) beroep ingesteld tegen de onthouding van goedkeuring van het bestemmingsplan "Buitengebied Midden" door de gedeputeerde staten van Overijssel. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Brederwiede op 7 november 2000, werd door de gedeputeerde staten op 12 juni 2001 afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 april 2002 behandeld.

De appellanten voerden aan dat er in strijd met artikel 10:30 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen overleg heeft plaatsgevonden met de gemeenteraad voordat de gedeputeerde staten hun besluit tot onthouding van goedkeuring namen. De gedeputeerde staten stelden dat er telefonisch overleg had plaatsgevonden, maar dit werd door de appellanten betwist en niet voldoende aangetoond door de verweerders.

De Raad van State oordeelde dat het besluit van de gedeputeerde staten in strijd was met artikel 10:30 van de Awb, omdat er geen gelegenheid tot overleg was geboden aan het gemeentebestuur. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd. De andere beroepsgronden van de appellanten behoefden geen verdere bespreking. De Raad van State veroordeelde de gedeputeerde staten in de proceskosten van appellante sub 2 en gelastte de terugbetaling van het griffierecht aan beide appellanten.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 september 2002.

Uitspraak

200104493/1.
Datum uitspraak: 18 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. burgemeester en wethouders van Steenwijk, te Steenwijk,
2. Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (GLTO), gevestigd te Deventer,
appellanten,
en
gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2000 heeft de gemeenteraad van Brederwiede, thans Steenwijk, op voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Buitengebied Midden".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 12 juni 2001, kenmerk RWB 2000/3966, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 6 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 10 september 2001, en appellante sub 2 bij brief van 6 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2001, beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de Stichting Oldenhof te Vollenhove en [partij] te [woonplaats]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2002, waar appellanten sub 1, vertegenwoordigd door I.A. Steinmetz-Bakker, wethouder, mr. T. Tuenter en mr. P. Klok-Lok, ambtenaren der gemeente, appellante sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerders, vertegenwoordigd door [gemachtigde], ambtenaar van de provincie,
zijn verschenen. Voorts is daar de raad van de gemeente Steenwijk, vertegenwoordigd door dezelfde personen als bij appellanten sub 1 genoemd, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan heeft betrekking op het midden en het zuidwestelijk deel van het buitengebied van de voormalige gemeente Brederwiede.
2.2. Verweerders hebben aan het gehele plan goedkeuring onthouden, omdat het gemeentebestuur heeft nagelaten te onderzoeken in hoeverre de gegeven bestemmingen en bijbehorende voorschriften zich verdragen met de uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn voortvloeiende verplichtingen. Het grootste deel van het plangebied maakt deel uit van een op grond van de genoemde Vogelrichtlijn aangewezen speciale beschermingszone.
2.3. Appellanten sub 1 hebben onder meer aangevoerd dat in strijd met artikel 10:30 van de Algemene wet bestuursrecht geen overleg heeft plaatsgevonden met de gemeenteraad alvorens verweerders het besluit tot onthouding van goedkeuring hebben genomen.
2.3.1. Ingevolge artikel 10:30, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) vindt gedeeltelijke goedkeuring of onthouding van goedkeuring niet plaats dan nadat aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, gelegenheid tot overleg is geboden. Op grond van het tweede lid van dit artikel verwijst de motivering van het goedkeuringsbesluit naar hetgeen in het overleg aan de orde is gekomen.
2.3.2. Verweerders hebben gesteld dat de onthouding van goedkeuring in telefonisch overleg met vertegenwoordigers van het gemeentebestuur aan de orde is geweest.
2.3.3. In het bestreden besluit is niet vermeld dat er voorafgaande aan het nemen van het besluit de gelegenheid tot overleg is geboden aan het gemeentebestuur over de onthouding van goedkeuring. Evenmin is in de motivering van het besluit ingegaan op hetgeen bij het overleg – als dat heeft plaatsgehad – aan de orde is gekomen. De stelling van verweerders ter zitting dat de voorgenomen onthouding van goedkeuring in telefonisch overleg voorafgaande aan het nemen van het besluit aan de orde is geweest, is door appellanten bestreden en is door verweerders niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. Derhalve moet worden aangenomen dat door verweerders geen mogelijkheid is geboden aan het gemeentebestuur tot overleg over de voorgenomen onthouding van goedkeuring.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 10:30 van de Awb.
De beroepen zijn reeds om deze reden gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De andere beroepsgronden van appellanten sub 1 en het beroep van appellante sub 2 behoeven derhalve geen bespreking meer.
2.4. Verweerders dienen op de na te melden wijze in de proceskosten van appellante sub 2 te worden veroordeeld. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is bij appellanten sub 1 niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 12 juni 2001, kenmerk RWB 2000/3966;
III. veroordeelt gedeputeerde staten van Overijssel in de door appellante sub 2 in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 49,98; het bedrag dient door de provincie Overijssel te worden betaald aan appellante;
IV. gelast dat de provincie Overijssel aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,20 voor appellanten sub 1 en € 204,20 voor appellante sub 2) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en dr. J.J.C. Voorhoeve en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Troost
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2002
234.