ECLI:NL:RVS:2002:AE7718
Raad van State
- Hoger beroep
- P.J. Boukema
- W. van den Brink
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag bewijs van bevoegdheid als beroepsvlieger
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die op 10 september 2001 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend bij de minister van Verkeer en Waterstaat voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als beroepsvlieger (CPL) met een specifieke uitbreiding. De minister heeft deze aanvraag op 26 februari 2001 afgewezen, waarna het bezwaar van de appellant op 11 juni 2001 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de appellant niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de Regeling Toezicht Luchtvaart en het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. De rechtbank concludeerde dat de appellant geen houder was van een vóór 1 oktober 1999 afgegeven vliegbewijs B2, wat noodzakelijk was om in aanmerking te komen voor het gevraagde bewijs van bevoegdheid. Ook werd overwogen dat de appellant niet in aanmerking kwam voor afgifte van het bewijs op basis van een andere regeling, omdat hij zijn opleiding niet binnen de gestelde termijn had afgerond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 april 2002 ter zitting behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen, bijgestaan door een gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd was door ambtenaren van het ministerie. De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 18 september 2002.