ECLI:NL:RVS:2002:AE7649
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- J.E.M. Polak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie. De uitspraak van de Raad van State dateert van 19 juli 2002 en betreft de zaak met nummer 200202903/1. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend die op 22 april 2002 door de Staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 24 mei 2002. De vreemdeling stelde hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan de Vreemdelingencirculaire 2000, met name met betrekking tot de definitie van 'ernstige mishandeling'.
De Raad van State overwoog dat de beoordelingsvrijheid van de Staatssecretaris in overeenstemming moet zijn met de uitgangspunten van de Vreemdelingencirculaire. De eerste grief van de vreemdeling, die zich richtte tegen de kwalificatie van de door hem gestelde gebeurtenissen als geen ernstige mishandeling, werd verworpen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de gebeurtenissen die de vreemdeling had beschreven, niet voldeden aan de criteria voor ernstige mishandeling zoals gedefinieerd in de Vreemdelingencirculaire.
De tweede grief, die zich richtte tegen de overweging dat de Staatssecretaris de omstandigheden waaronder de gebeurtenissen zich hebben voorgedaan in zijn beoordeling had betrokken, werd eveneens verworpen. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2002.