ECLI:NL:RVS:2002:AE7240
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.J. Hoekstra
- J.J.C. Voorhoeve
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot handhaving bij ontgrondingen zonder vergunning
In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd 23 januari 2002, wordt de bevoegdheid van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant om handhavend op te treden tegen het ruimen van onderwaterdepots in de Lithse Ham zonder vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet behandeld. Appellanten, een werkgroep, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gedeputeerde staten om niet handhavend op te treden. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat de bevoegdheid om te beslissen op het handhavingsverzoek berust bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, aangezien de onderwaterdepots zich bevinden in de oppervlakte van de Maas. De Afdeling concludeert dat de gedeputeerde staten in strijd met de wet hebben gehandeld door op het verzoek van appellanten te beslissen. Het beroep van appellanten wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, en het bestreden besluit wordt vernietigd. De Afdeling herroept het besluit van de gedeputeerde staten en draagt hen op het verzoek van appellanten door te zenden naar de Minister van Verkeer en Waterstaat. Daarnaast wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het niet mogelijk is om te bepalen of en in welke mate schade is geleden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van vergunningen bij ontgrondingen en de rol van de Minister in handhavingskwesties.