ECLI:NL:RVS:2002:AE7204

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106173/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing nadeelcompensatie voor sluiting coffeeshop in Deventer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle, die op 5 november 2001 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om nadeelcompensatie ongegrond verklaarde. De burgemeester van Deventer had op 3 april 1999 het verzoek van appellant tot toekenning van nadeelcompensatie afgewezen, en dit besluit werd later door de burgemeester op 29 september 2000 bevestigd. Appellant had een coffeeshop geëxploiteerd in een pand dat niet voldeed aan de eisen van de Nota Coffeeshopbeleid, die in 1997 was vastgesteld. Deze nota stelde dat verkooppunten in woningen niet gedoogd zouden worden en dat coffeeshops fysiek gescheiden moesten zijn van woonruimten. Appellant werd na afloop van een overgangsperiode van een jaar aangesproken om zijn exploitatie te staken, wat leidde tot de schade waarvoor hij compensatie eiste.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 september 2002 geoordeeld dat de schade die appellant heeft geleden niet buiten het normale maatschappelijke risico valt. De rechtbank oordeelde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij serieuze pogingen had ondernomen om zijn coffeeshop aan te passen aan de geldende regelgeving, noch had hij tijdig gezorgd voor een alternatieve locatie. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de sluiting van de coffeeshop aan appellant zelf te wijten was, waardoor hij de nadelige gevolgen voor zijn rekening moest nemen. De beslissing van de rechtbank werd met verbetering van gronden bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200106173/1.
Datum uitspraak: 4 september 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 5 november 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Deventer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 april 1999 heeft de burgemeester van Deventer (hierna: de burgemeester) het verzoek van appellant tot toekenning van nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 29 september 2000 heeft de burgemeester het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de algemene commissie voor de beroep-, bezwaar- en verzoekschriften van 30 augustus 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 5 november 2001, verzonden op 8 november 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 januari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 maart 2002 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2002, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg, is verschenen. Appellant is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 25 februari 1997 is de Nota Coffeeshopbeleid vastgesteld. Hierin is vastgelegd dat verkooppunten in woningen niet zullen worden gedoogd en dat evenmin sprake kan zijn van een combinatie van coffeeshop en woning. Een coffeeshop moet, aldus de nota, ruimtelijk en fysiek volkomen afgescheiden zijn van eventuele andere delen van het pand, waar bijvoorbeeld gewoond wordt. Verder is in de nota voor de bestaande verkooppunten, waaronder de coffeeshop van eiser, een overgangsregime in het leven geroepen, onder meer inhoudende dat er zeven verkooppunten van sofdrugs in Deventer mogen zijn, dat het de bedoeling is zowel qua vestiging als qua exploitatie concrete eisen en voorwaarden te gaan stellen aan coffeeshops, dat een aantal verkooppunten is gevestigd op locaties die niet binnen het regime passen en dat exploitanten van deze verkooppunten daarom één jaar de gelegenheid krijgen om op eigen initiatief een andere locatie te vinden die wél aan alle eisen voldoet. Verkooppunten die na dat jaar (nog) niet voldoen aan het nieuwe regime zullen gesloten worden.
Aangezien het perceel [locatie] te [plaats], waarin appellant een coffeeshop exploiteerde, niet was afgescheiden van de aldaar eveneens aanwezige woning, is appellant – na afloop van de overgangstermijn van een jaar – aangeschreven die exploitatie te staken.
De hierdoor door appellant geleden schade dient volgens appellant te worden vergoed als nadeelcompensatie.
2.2. Anders dan appellant is de Afdeling niet tot het oordeel kunnen komen dat te deze sprake is van buiten het normale maatschappelijke risico liggende schade. Voorop wordt gesteld dat het ging om een illegale activiteit van appellant, te weten de verkoop van softdrugs, welke activiteit in het verleden slechts werd gedoogd. Voorts geldt het volgende.
Weliswaar heeft appellant gesteld dat hij bereid en in staat was om zijn perceel te verbouwen op een binnen het bestemmingsplan en de Nota Coffeeshop passende wijze, doch niet is gebleken dat appellant enig serieus te nemen poging heeft ondernomen om voor een zodanig plan een bouwvergunning te verwerven. De enkele stelling van appellant dat hij geen enkele medewerking heeft verkregen van de gemeente Deventer doet hieraan niet af. Zo appellant gelijk had met zijn stelling dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan verbouwing toeliet, had hij zich zo nodig tot de rechter kunnen wenden indien voor de nodige aanpassingen geen vergunning zou worden verleend. Appellant heeft dit niet gedaan.
Evenmin heeft hij tijdig gezorgd voor een alternatieve locatie voor zijn coffeeshop. Door een en ander na te laten heeft appellant onder voormelde omstandigheden de sluiting van zijn coffeeshop aan zichzelf te wijten, zodat de daaraan verbonden nadelige gevolgen voor zijn eigen rekening dienen te blijven.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient met verbetering van gronden te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Korthals Altes w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2002
45-395.