ECLI:NL:RVS:2002:AE6972

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106040/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake besluit burgemeester en wethouders Groesbeek over huisvesting onderwijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, ouders van kinderen die onderwijs volgen op de rooms-katholieke basisschool Gerardus Majella in Groesbeek, tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Groesbeek. Dit besluit, genomen op 5 juni 2000, gaf het schoolbestuur het leegstaande schoolgebouw aan de Ericastraat 29 in gebruik, krachtens de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Groesbeek. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 19 september 2000 door de burgemeester en wethouders niet-ontvankelijk verklaard. Hierop volgde een beroep bij de arrondissementsrechtbank te Arnhem, die op 25 oktober 2001 het beroep ongegrond verklaarde. Appellanten gingen in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij zij stelden dat hun belangen als ouders van kinderen op de school direct betrokken zijn bij het besluit van 5 juni 2000.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de belangen van appellanten niet rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit, maar afgeleid zijn van die van het schoolbestuur. De Raad bevestigde dat de vrijheid van schoolkeuze niet in het geding is, aangezien de kinderen hetzelfde onderwijs blijven volgen, alleen op een andere locatie. Ook het betoog van appellanten dat het huisvestingsbesluit onbevoegd was genomen, werd door de Raad verworpen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeerde dat appellanten geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht bij het besluit van 5 juni 2000, en bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200106040/1.
Datum uitspraak: 28 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Groesbeek, en anderen,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 25 oktober 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Groesbeek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2000 hebben burgemeester en wethouders van Groesbeek (hierna: burgemeester en wethouders) het bestuur van de Stichting Katholiek en Algemeen Christelijk Primair Onderwijs Groesbeek (hierna: het schoolbestuur) krachtens de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Groesbeek ten behoeve van de rooms-katholieke basisschool Gerardus Majella (hierna: de school) het leegstaande schoolgebouw aan de Ericastraat 29 te Groesbeek in gebruik gegeven.
Bij besluit van 19 september 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 25 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 5 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2001, die is aangevuld bij brief van 11 december 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 30 januari 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.M. Vos, advocaat te Heilig Landstichting, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en Th.L. Middelbeek, ambtenaar van de gemeente Groesbeek, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Terecht heeft de rechtbank overwogen - samengevat weergegeven - dat de gevolgen die appellanten, die alle als ouders en tevens in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun op de school onderwijs volgende kinderen zijn opgekomen, van het besluit van 5 juni 2000 ondervinden, geen rechtstreeks daarbij betrokken belangen betreffen doch dat hun belangen zijn afgeleid van die van het schoolbestuur.
Eveneens terecht heeft de rechtbank overwogen dat, nu het onderwijs in de dependance door de school zal worden gegeven, de vrijheid van schoolkeuze hier niet in het geding is. De kinderen blijven immers hetzelfde onderwijs volgen, uitsluitend op een andere locatie.
Ook met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat de stelling van appellanten dat het huisvestingsbesluit een onbevoegd genomen besluit betreft in een en ander geen verandering brengt. Dit geldt eveneens voor het betoog in hoger beroep dat nu door termijnoverschrijding een besluit van rechtswege is ontstaan en vervolgens alsnog afwijzend op de aanvraag is beslist sprake is van een situatie die uit een oogpunt van de rechtszekerheid dermate ongewenst is dat een ieder daartegen bezwaar kan maken. Hetgeen appellanten voor het overige hebben betoogd inzake de ontvankelijkheid van het door hen gemaakte bezwaar, komt neer op een herhaling van hetgeen zij in beroep naar voren hebben gebracht. Het oordeel van de rechtbank daarover is juist. De Afdeling komt, met overneming van hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen, niet tot een ander oordeel dan dat appellanten geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij het besluit van 5 juni 2000, zodat de rechtbank de beslissing op bezwaar terecht in stand heeft gelaten.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schothorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Schothorst
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2002
119/229-420.