ECLI:NL:RVS:2002:AE6958
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- D. Haan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen inzake bouwvergunning en vrijstelling door burgemeester en wethouders van Eibergen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen, die op 28 februari 2002 het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van burgemeester en wethouders van Eibergen, die op 20 februari 2000 een vrijstelling en bouwvergunning verleenden voor het verbouwen en uitbreiden van een bedrijfsruimte op een specifiek perceel. Appellant, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, zag zijn bezwaar op 9 juli 2001 ongegrond verklaard door de burgemeester en wethouders. Hierop volgde de uitspraak van de rechtbank, waartegen appellant in hoger beroep ging bij de Raad van State.
De Raad van State heeft de zaak op 20 augustus 2002 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellant als de vertegenwoordiger van de burgemeester en wethouders aanwezig waren. De rechtbank had geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming was met het geldende bestemmingsplan en dat de bezwaren van appellant niet konden leiden tot een weigering van de bouwvergunning, gezien de imperatieve weigeringsgronden van de Woningwet. De Raad van State bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep, die voornamelijk betrekking hadden op bezwaren tegen de voortgaande bebouwing nabij zijn pand, niet tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad van State besloot het hoger beroep ongegrond te verklaren en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen termen bestonden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 augustus 2002.