200105935/1.
Datum uitspraak: 28 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 23 oktober 2001 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Bij besluit van 20 november 1998 hebben burgemeester en wethouders van Nijmegen (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van appellant om handhavend op te treden tegen activiteiten van het bedrijf Pizza Service Sirena, gevestigd aan de Molenweg 161 te Nijmegen (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 20 september 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 november 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 december 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2002, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. E.M.J. van den Bogaart, advocaat te Arnhem, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Nijmegen West I-79” rust op het perceel de bestemming “Winkels en woondoeleinden”.
Ingevolge Hoofdstuk II, Categorie 1, onder 1, van de bij dit plan behorende voorschriften, voorzover hier van belang, zijn de gronden welke op de kaart als zodanig zijn aangewezen, op de begane grond bestemd voor winkels met bijbehorende bedrijfsruimten en dienstverlenende bedrijven.
Ingevolge Hoofdstuk I, sub B, onder 2, van de voorschriften, voorzover hier van belang, wordt onder een winkel verstaan een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat krachtens zijn aard en indeling uitsluitend is bestemd voor de uitoefening van de detailhandel.
Ingevolge Hoofdstuk I, sub B, onder 3 van de voorschriften wordt onder detailhandel verstaan het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsaktiviteit.
Ingevolge Hoofdstuk I, sub B, onder 4, van de voorschriften, voorzover hier van belang, wordt onder een horecabedrijf verstaan een bedrijf vallende onder de horecasector, zoals café’s, bars, restaurants, broodjeszaken, conditoreien, pannekoekhuizen, lunchrooms, koffiecafé’s, ijssalons, cafétaria’s, snackbars of een mengvorm daarvan.
Ingevolge Hoofdstuk V, onder 1, van de voorschriften is het verboden gebouwen, bouwwerken en werken en/of bijbehorende tuinen en open erven of andere terreinen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de uit het plan voortvloeiende bestemming.
2.2. De Afdeling heeft onder meer in haar uitspraak van 1 augustus 1997, no. H01.96.0862, welke uitspraak aan deze uitspraak is gehecht, overwogen dat een wezenlijk kenmerk van een horecabedrijf is dat daar bedrijfsmatig dranken en etenswaren worden verstrekt teneinde deze ter plaatse te nuttigen. Daarin onderscheidt een zodanig bedrijf zich van inrichtingen c.q. winkels waar dranken en etenswaren uitsluitend worden verkocht en waar niet door middel van bijvoorbeeld de aanwezigheid van zitplaatsen uitdrukkelijk de gelegenheid wordt geboden het gekochte onmiddellijk te nuttigen.
2.3. Uit de stukken is naar voren gekomen dat “Pizza Service Sirena” zich toelegt op het bereiden van etenswaren en maaltijden die ter plaatse kunnen worden afgehaald. Weliswaar zijn er vier stoelen en een lage tafel aanwezig maar deze zijn volgens dat bedrijf slechts bedoeld voor wachtende klanten. Bij controlebezoeken vanwege de gemeente zijn geen borden of bestek aangetroffen. Terecht heeft de rechtbank derhalve overwogen dat niet kan worden aangenomen dat de gelegenheid om ter plaatse te consumeren uitdrukkelijk onder de aandacht werd gebracht. Dat, zoals appellant stelt, ten tijde van het besluit op bezwaar een afvalbak, servetjes en fritesbakjes aanwezig waren, doet daaraan niet af, nu dit onvoldoende aantoont dat uitdrukkelijk de gelegenheid wordt geboden het gekochte onmiddellijk te nuttigen. Uit de stukken is voorts gebleken dat, anders dan appellant stelt, burgemeester en wethouders terzake nader onderzoek hebben verricht.
De Afdeling is derhalve met de rechtbank van oordeel dat burgemeester en wethouders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat ten tijde van het besluit op bezwaar geen sprake was van een horecabedrijf. Burgemeester en wethouders waren derhalve niet bevoegd om handhavend op te treden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.A. Terwee-van Hilten, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. Ch.W. Mouton , Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Terwee-van Hilten w.g. Van Roosmalen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2002