ECLI:NL:RVS:2002:AE6798
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Weigering legalisatie van een uittreksel uit het geboorteregister en een ongehuwdverklaring op basis van bewijsnood
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 juli 2002 uitspraak gedaan over de weigering van de legalisatie van een uittreksel uit het geboorteregister en een ongehuwdverklaring door de Minister van Buitenlandse Zaken. De appellant had documenten uit Ghana overgelegd ter legalisatie, maar de minister twijfelde aan de juistheid van deze documenten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister zich op goede gronden op het standpunt had mogen stellen dat de appellant er niet in was geslaagd om de twijfel aan de juistheid van het overgelegde geboortebewijs met gegevens uit onafhankelijke bronnen weg te nemen. De minister had geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van het beleid, zoals door de appellant bepleit.
De Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat bewijsnood, zoals door de appellant gesteld, geen bijzondere omstandigheid oplevert die aanleiding kan geven tot afwijking van het beleid. De appellant had ook aangevoerd dat zijn geboorteakte eerder was gelegaliseerd, maar de Raad van State oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt dat de minister het op dat moment gevoerde beleid mag toepassen, ook als er eerder een document zonder verificatie was gelegaliseerd.
De uitspraak is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 31 oktober 2001, waarin het beroep van de appellant ongegrond was verklaard. De Raad van State heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken.