ECLI:NL:RVS:2002:AE6719

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106379/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bouwwerkzaamheden

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 augustus 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 13 november 2001. De zaak betreft een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel, waarbij appellant werd gesommeerd om bouwwerkzaamheden aan zijn woning te staken onder oplegging van een dwangsom. Appellant had op 8 december 2000 een besluit ontvangen waarin hem werd opgedragen de werkzaamheden te staken. Hij heeft hierop gereageerd met een brief op 11 december 2000, die hij later als bezwaarschrift wilde aanmerken. De burgemeester en wethouders verklaarden het bezwaar echter niet-ontvankelijk, wat door de rechtbank werd bevestigd.

Appellant stelde in hoger beroep dat de gemeente zich had moeten vergewissen van zijn intentie om bezwaar te maken. Hij betoogde dat uit zijn correspondentie en gesprekken met de gemeente duidelijk was dat hij het niet eens was met de schorsing van de bouwvergunning. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat de brief van 11 december 2000 niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De inhoud van de brief gaf aan dat appellant berustte in de stillegging van de bouwactiviteiten, en de opmerkingen over voorzieningen waren niet voldoende om een bezwaarschrift te onderbouwen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200106379/1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 13 november 2001 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2000 hebben burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel (hierna: burgemeester en wethouders) appellant, onder oplegging van een dwangsom, gesommeerd om met onmiddellijke ingang de bouwwerkzaamheden aan de woning op het perceel [locatie] te [plaats] te staken.
Bij brief van 11 december 2000 heeft appellant gereageerd op dit besluit. Vervolgens heeft appellant bij brief van 18 januari 2001 aan burgemeester en wethouders verzocht zijn brief van 11 december 2000 als bezwaarschrift tegen het besluit van 8 december 2000 aan te merken.
Bij besluit van 23 februari 2001 hebben burgemeester en wethouders het tegen het besluit van 8 december 2000 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de onafhankelijke Commissie Rechtsbescherming van 5 februari 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 13 november 2001, verzonden op 14 november 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 21 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 april 2002 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.G. van Gerwen, advocaat te
‘s-Hertogenbosch, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. A.J. Kisjes, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen de overweging van de rechtbank dat burgemeester en wethouders de brief van 11 december 2000 terecht niet als bezwaarschrift in de zin van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben aangemerkt.
2.2. Appellant heeft hiertoe betoogd dat het bestuursorgaan zich ervan had dienen te vergewissen of de bedoeling van de brief was om bezwaar te maken. Dit weegt volgens appellant des te zwaarder nu burgemeester en wethouders uit de brief van 11 december 2000 en de overige met de gemeente gevoerde correspondentie en gesprekken hadden kunnen afleiden dat hij het oneens was met de schorsing van de bouwvergunning.
Voorts stelt appellant met de opmerkingen in de brief van 11 december 2000 betreffende de voorzieningen ten behoeve van het behoud van zijn woning te hebben beoogd bezwaar te maken tegen de dwangsombeschikking.
2.3. De Afdeling kan zich verenigen met de overwegingen die de rechtbank tot het oordeel hebben geleid dat gelet op de aard, inhoud en strekking van de brief van 11 december 2000 deze niet kan worden aangemerkt als bezwaarschrift in de zin van artikel 6:5 van de Awb. In de brief is met zoveel woorden tot uitdrukking gebracht dat appellant berust in het stilleggen van de bouwactiviteiten. Het karakter van een bezwaarschrift tegen de dwangsombeschikking is evenmin af te leiden uit de opmerkingen van appellant over zijn voornemen enkele juist in verband met het stilleggen van de bouw door hem noodzakelijk geachte conserverende dan wel veiligheidsvoorzieningen aan zijn in aanbouw zijnde woning te treffen.
Mitsdien faalt het betoog van appellant terzake.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. van den Brink w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2002
27-394.