ECLI:NL:RVS:2002:AE6716

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105496/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen bouwvergunning voor bedrijfsgebouw in Venlo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond, die op 3 oktober 2001 het beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Venlo. Dit besluit, genomen op 10 oktober 2000, verleende vrijstelling van de bouwvergunning voor het oprichten van een bedrijfsgebouw aan de Sint Urbanusweg 120-122 in Venlo. De burgemeester en wethouders verklaarden het bezwaar van de appellant tegen dit besluit op 19 maart 2001 niet-ontvankelijk. De appellant, die zich niet kon vinden in deze beslissing, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingediend op 7 november 2001.

De Raad van State heeft de zaak op 13 augustus 2002 behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen en de burgemeester en wethouders vertegenwoordigd waren door mr. M.P.W. Killaars. De appellant betoogde dat de rechtbank de invloed van de uitbreiding van het industrie-terrein op zijn woon- en leefomgeving had miskend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat, hoewel het bouwplan deel uitmaakt van een bredere concentratie van bedrijfsactiviteiten, de afstand van het bouwproject tot de woning van de appellant (ongeveer 700 meter) en het feit dat hij geen zicht heeft op het project, voldoende reden zijn om de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar te bevestigen.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2002.

Uitspraak

200105496/1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 3 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Venlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: burgemeester en wethouders) aan Océ Technologies B.V. onder het verlenen van vrijstelling bouwvergunning verleend voor het oprichten van een bedrijfsgebouw aan de Sint Urbanusweg 120-122, kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie A, nummer 5670 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 maart 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 3 oktober 2001, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 november 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 december 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2002, waar appellant in persoon en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. M.P.W. Killaars, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Appellant komt op tegen het oordeel van de president dat zijn belang niet rechtstreeks is betrokken bij de bij besluit van 10 oktober 2000 onder vrijstelling verleende bouwvergunning. Hiertoe heeft appellant betoogd dat de rechtbank de invloed van de uitbreiding van het gehele industrie-terrein op zijn woon- en leefomgeving heeft miskend.
2.3. De Afdeling is van oordeel dat, ook indien in aanmerking wordt genomen dat dit bouwplan niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van een voorziene concentratie van de bedrijfsactiviteiten van belanghebbende, geen plaats is voor het oordeel dat appellant ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. De beoogde bouw bevindt zich op ruime afstand (ongeveer 700 meter) van de woning van appellant en hij heeft daarop, naar hij ter zitting van de rechtbank heeft erkend, ook geen zicht.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2002
72-394.