200102170/1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Vereniging Westerhout Blijft!", gevestigd te Beverwijk,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 27 februari 2001 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Beverwijk.
Bij besluit van 27 januari 2000 heeft de raad van de gemeente Beverwijk (hierna: de raad) het verzoek van appellante om afgifte van een referendumverklaring met betrekking tot het plan “Groot Westerhout” op grond van de verordening op het correctief referendum (hierna: de verordening) afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2000 heeft de raad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 16 mei 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 27 februari 2001, verzonden op 6 april 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 3 mei 2001, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 augustus 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, vergezeld van [bestuurslid van appellante], en de raad, vertegenwoordigd door C.G. van der Meij, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1, onder b, van de verordening, is een ontwerp-raadsbesluit een door burgemeester en wethouders of de burgemeester aan de raad ter vaststelling aan te bieden ontwerpbesluit.
Ingevolge artikel 1, onder f, is een referendumverklaring het naar aanleiding van een referendumaanvraag door de raad genomen besluit om kiezers in de gelegenheid te stellen een referendumverzoek te ondersteunen.
Ingevolge artikel 4 kunnen alleen ontwerp-raadsbesluiten worden onderworpen aan een referendum.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, voorzover van belang, doen burgemeester en wethouders naar aanleiding van de ingediende referendumaanvraag aan de raad een voorstel inzake het al of niet afgeven van een referendumverklaring.
Ingevolge artikel 13, voorzover van belang, neemt de raad zo spoedig mogelijk, op voorstel van burgemeester en wethouders een beslissing op het referendumverzoek.
2.2. Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan haar beroep op het beginsel van fair-play. Appellante voert hiertoe aan dat, zo al niet op haar verzoek de oude verordening van toepassing is, in ieder geval op het bestuur de rechtsplicht rustte om, nu de voorwaarden die het bestuur eerder heeft gesteld zijn vervuld, een eerder ingediend initiatief-ontwerp-raadsbesluit en haar verzoek tot afgifte van een referendumverklaring op de agenda van de raad te plaatsen. Het gaat immers volgens appellante nog steeds om dezelfde aanvraag als eerder door haar is gedaan.
2.3. Vast staat dat door appellante op 24 september 1997 is verzocht om een referendumverklaring met betrekking tot een op 11 september 1997 door de raadsfractie van GroenLinks ingediend initiatief-ontwerp-raadsbesluit, op welk verzoek door de raad afwijzend is beslist. Bij uitspraak van 30 december 1998 heeft de rechtbank het tegen het in bezwaar gehandhaafde afwijzingsbesluit ingestelde beroep van appellante ongegrond verklaard. Nu tegen deze uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, is dit besluit in rechte onaantastbaar geworden. Anders dan appellante heeft aangevoerd, is het verzoek van 16 november 1999 tot afgifte van een referendumverklaring met betrekking tot het plan “Groot Westerhout” dan ook een nieuw verzoek dat moet worden beoordeeld volgens de bepalingen van de gemeentelijke verordening zoals deze golden ten tijde van de beslissing op bezwaar van 25 mei 2000. Niet valt in te zien dat dit zich niet verdraagt met het beginsel van fair-play, ook niet nu de verordening inmiddels is gewijzigd. De raad heeft op juiste wijze toepassing gegeven aan hetgeen is bepaald in de verordening. De rechtbank heeft terecht in de eerder gevoerde procedure geen aanleiding gezien feiten of omstandigheden aanwezig te achten, die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2002