ECLI:NL:RVS:2002:AE6494
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Weigering legalisatie geboorteakte op basis van verificatieonderzoek door de ambassade
In deze zaak heeft de Raad van State op 14 augustus 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Minister van Buitenlandse Zaken om een door appellant overgelegd uittreksel uit het geboorteregister te legaliseren. De minister had in een besluit van 14 mei 1999 de legalisatie geweigerd, omdat de juistheid van de overgelegde documenten uit [land] niet zonder meer werd aangenomen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 9 mei 2000. De rechtbank te Amsterdam bevestigde op 2 november 2001 de beslissing van de minister, waarop appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 2 augustus 2002, waarbij de minister vertegenwoordigd was door mr. I.T.C. Rutjens. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om de juistheid van de geboorteakte aan te tonen. Het betoog van appellant dat zijn geboorteakte eerder was gelegaliseerd, werd verworpen, omdat de Afdeling eerder had geoordeeld dat de minister het beleid mag toepassen om legalisatie afhankelijk te maken van verificatie, ongeacht eerdere legalisaties.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan in naam der Koningin.